ECLI:NL:RBDHA:2024:8648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
NL24.14495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op grond van schrijnende omstandigheden en ambtshalve toets

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Somalische vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een opvolgende asielaanvraag ingediend na een eerdere afwijzing van haar asielverzoek op 13 oktober 2023. De staatssecretaris verklaarde de nieuwe aanvraag niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van haar aanvraag. Eiseres stelde dat zij in het asielzoekerscentrum was aangevallen en dat dit een reden was voor een discretionaire beoordeling door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om ambtshalve te toetsen of eiseres in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van schrijnende omstandigheden, aangezien de eerdere afwijzing van de asielaanvraag onherroepelijk was geworden. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14495

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.S. Harhangi-Asarfi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2002 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Op 29 juli 2021 heeft zij voor het eerst een asielaanvraag ingediend in Nederland. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 13 oktober 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Het door eiseres daartegen ingestelde beroep is bij uitspraak van 13 december 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats ongegrond verklaard. [1] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 31 januari 2024 het hoger beroep van eiseres ongegrond verklaard. [2]
3. Op 12 februari 2024 heeft eiseres de huidige asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij in het asielzoekerscentrum door een medebewoonster is aangevallen met een mes en als gevolg daarvan gewond is geraakt aan haar hand. Zij doet daarom een beroep op de discretionaire bevoegdheid van verweerder.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. [3] Eiseres heeft namelijk geen nieuwe elementen of bevindingen aangevoerd die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft onder verwijzing naar de artikelen 3.6, derde lid, en 3.6a, tweede lid, van het Vb [4] overwogen dat er geen ambtshalve toets plaatsvindt. Verder heeft verweerder overwogen dat de afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiseres op 31 januari 2024 onherroepelijk is geworden en dat er geen mogelijkheid bestaat om wegens omstandigheden die zich daarna hebben voortgedaan een verblijfsvergunning op grond van schrijnende omstandigheden te verkrijgen.
5. Eiseres voert daartegen aan dat de omstandigheid dat sprake is van een opvolgende asielaanvraag niet maakt dat verweerder niet ambtshalve kan doortoetsen en dat geen beroep kan worden gedaan op bijzondere, schrijnende omstandigheden. Eiseres verwijst daarbij naar het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 13 maart 2019 over de wijziging van het Vb. [5] Verweerder geeft een onjuiste lezing van dit advies. Anders dan verweerder meent, kan in gevallen zoals die van eiseres nog wel een beroep worden gedaan op de discretionaire bevoegdheid en de ambtshalve toets, ondanks dat de afwijzing van de eerste asielaanvraag onherroepelijk is. In dat kader wijst eiseres ook op de nota van toelichting bij het besluit van 8 april 2019 tot wijziging van het Vb. [6] Verweerder is tekort geschoten door niet te toetsen of eiseres in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Eiseres heeft niet bestreden dat zij geen nieuwe feiten of elementen heeft aangevoerd die relevant zijn voor de asielaanvraag. In geschil is of verweerder ambtshalve had moeten toetsen of eiseres in aanmerking komt voor een (reguliere) verblijfsvergunning vanwege schrijnende omstandigheden.
7. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit artikel 3.6, derde lid, en 3.6a. tweede lid, van het Vb volgt dat verweerder in dit geval niet gehouden was om ambtshalve te toetsen of aan eiseres een verblijfsvergunning regulier kan worden verleend. Immers is bij de afwijzing van de eerste asielaanvraag van eiseres op 13 oktober 2023 al een beslissing genomen over de ambtshalve verlening van een verblijfsvergunning en daarnaast heeft verweerder de huidige asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Verder volgt uit artikel 3.6ba van het Vb dat alleen tot op het moment waarop de beslissing op de eerste ingediende asielaanvraag onherroepelijk is geworden ambtshalve een verblijfsvergunning regulier kan worden verleend indien sprake is van een schrijnende situatie. Nu de gebeurtenis waarop eiseres zich beroept pas aan verweerder bekend is gemaakt na het onherroepelijk worden van de afwijzing van de eerste asielaanvraag, heeft verweerder terecht overwogen dat hij niet ambtshalve dient te beoordelen of die gebeurtenis ertoe moet leiden dat aan eiseres een verblijfsvergunning regulier kan worden verleend. Dit volgt ook uit paragraaf 3 van het overgelegde advies van de Raad van State. De nota van toelichting leidt, anders dan eiseres meent, niet tot een andere conclusie.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zaaknummer 202307771/1/V2.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Kenmerk WB16.19.0054/II.
6.Staatsblad 2019, 143.