ECLI:NL:RBDHA:2024:870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.32672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake uitstel van vertrek op medische gronden en de onvolledigheid van de aanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 januari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot haar aanvraag voor uitstel van vertrek op medische gronden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 16 augustus 2023 buiten behandeling gesteld, omdat deze als onvolledig werd beschouwd. Eiseres, die sinds 2014 in Nederland verblijft en meerdere aanvragen voor een verblijfsvergunning heeft ingediend, had op 19 juni 2023 een nieuwe aanvraag ingediend. De rechtbank constateert dat de staatssecretaris op basis van de ingediende stukken en de ontbrekende medische gegevens van de huisarts, die essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag, terecht heeft besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris geen onjuiste betekenis heeft gehecht aan de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten. Eiseres had niet de benodigde medische gegevens overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van het Bureau Medische Advisering (BMA). De rechtbank wijst erop dat het aan eiseres is om een volledige aanvraag in te dienen, zodat een inhoudelijke beoordeling kan plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van volledige en relevante informatie bij aanvragen om uitstel van vertrek, vooral wanneer medische redenen worden ingeroepen. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris in dit geval correct heeft gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te stellen, gezien de onvolledigheid van de ingediende documenten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32672

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar aanvraag tot het verlenen van uitstel van vertrek.
2. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 16 augustus 2023 buiten behandeling gesteld. Met het besluit van 13 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatsecretaris beslist op het bezwaar van eiseres en is de staatssecretaris bij deze buitenbehandelingstelling gebleven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Voordat het oordeel wordt gegeven over het bestreden besluit, bepaalt de rechtbank dat zij eiseres definitief vrijstelling geeft van de betaling van griffierecht in dit beroep. Uit de stukken blijkt dat eiseres financieel niet in staat is die kosten te betalen.
Feiten en omstandigheden.
6. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1955 en heeft de Sri Lankaanse nationaliteit. Eiseres heeft sinds 2014 in Nederland aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning, maar deze zijn alle afgewezen en die afwijzingen staan in rechte vast.
7. Op 19 juni 2023 heeft eiseres een aanvraag ingediend om uitstel van vertrek op medische gronden, als bedoeld in artikel 64 van de Vw. [1] Bij het besluit van 16 augustus 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag buiten behandeling gesteld met toepassing van artikel 4:5 van de Awb [2] omdat de aanvraag onvolledig was. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
Het bestreden besluit.
8. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar ongegrond verklaard. Hij vindt dat de aanvraag onvolledig was, omdat medische gegevens van de huisarts over mantelzorg en de cognitieve problematiek van eiseres ontbraken. Het BMA [3] had daar meermaals om gevraagd. Niet wordt gevolgd dat de aanvraag niet onvolledig is omdat de huisarts niet over de gevraagde gegevens beschikt. Van de huisarts mag namelijk worden verwacht dat hij wél beschikt over deze informatie. Er wordt verder op gewezen dat eiseres in een andere lopende bezwaarprocedure de ontbrekende gegevens wel heeft overgelegd. Omdat ten tijde van de aanvraagprocedure de ontbrekende gegevens niet waren overgelegd, kon geen advies worden gevraagd bij het BMA. Daarom is de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Er is geen aanleiding om eiseres alsnog in aanmerking te laten komen voor uitstel van vertrek. De staatssecretaris verklaart het bezwaar kennelijk ongegrond en heeft om die reden afgezien om eiseres te horen in bezwaar.
De beroepsgronden van eiseres.
9. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris een onjuiste betekenis toekent aan de artikelen 4:2 en 4:5, eerste lid, van de Awb. Eiseres heeft alle vereiste documenten overgelegd. Dat de medische adviseur van het BMA nadere toelichting wenst van de huisarts, betekent niet dat de overgelegde informatie onvoldoende is. Bovendien ziet artikel 4:5 van de Awb op gebreken aan de aanvraag die naar hun aard herstelbaar zijn. Daarvan is hier geen sprake. Met het bestreden besluit herleeft het terugkeerbesluit van 4 augustus 2014 en om die reden had een beoordeling volgens het Cannabis-arrest [4] moeten worden gemaakt. Tot slot betoogt eiseres dat zij ten onrechte niet in bezwaar is gehoord.
Het juridisch kader en het oordeel van de rechtbank..
10. Ingevolge artikel 3:2 van de Awb vergaart het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
11. Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
12. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
13. Ingevolge artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of die van één van zijn gezinsleden niet verantwoord is om te reizen.
14. Op grond van artikel 6.1c van het Vb [5] legt de vreemdeling bij een verzoek om toepassing van artikel 64 van de Vw ten minste de voor de beslissing relevante medische gegevens en overige bescheiden over.
15. Volgens het beleid van de staatssecretaris, neergelegd in paragraaf A3/7.1. van de Vc [6] verleent de staatssecretaris uitstel van vertrek als het BMA aangeeft dat het voor de vreemdeling vanwege de gezondheidssituatie medisch gezien niet verantwoord is om te reizen. Een vreemdeling krijgt ook uitstel van vertrek als uit het BMA-advies blijkt dat het uitblijven van een behandeling naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot een medische noodsituatie en de behandeling in het land van herkomst niet beschikbaar is, of aantoonbaar niet toegankelijk.
In paragraaf A3/7.2.4 van de Vc staat welke informatie een vreemdeling in ieder geval moet overleggen bij een aanvraag om uitstel van vertrek. Voor zover van belang voor deze zaak, houdt dit beleid in dat de vreemdeling overlegt:
- een schriftelijk bewijs van de behandelaar(s), (…), voor welke medische klachten de vreemdeling wordt behandeld en de startdatum en verwachte einddatum van de behandeling;
- relevante medische gegevens, dat wil zeggen meer gedetailleerde informatie over de actuele klachten en diagnose, de medische voorgeschiedenis, de aard van behandeling, de voorgeschreven medicatie en het beloop en de verwachte duur van de behandeling.
In paragraaf A3/7.2.5 van de Vc staat dat de staatssecretaris de vreemdeling om aanvullende informatie of bewijsmiddelen vraagt, onder meer als de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn of in het geheel ontbreken. Herstelt de vreemdeling het verzuim niet binnen de gegeven termijn, dan stelt de staatssecretaris de aanvraag buiten behandeling of wijst hij die af.
In paragraaf A3/7.2.6 van de Vc staat dat als de overgelegde bewijsmiddelen incompleet zijn en de vreemdeling die niet heeft aangevuld, hoewel hij daartoe gelegenheid heeft gehad, de staatssecretaris het BMA niet om een advies vraagt.
16. De rechtbank acht het hiervoor weergegeven beleid van de staatssecretaris niet onredelijk en zal dit daarom mede – naast de aangehaalde wettelijke bepalingen – als uitgangspunt nemen voor haar beoordeling.
17. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, heeft de staatssecretaris geen onjuiste betekenis toegekend aan de artikelen 4:2 en 4:5 van de Awb. Artikel 3:2 van de Awb brengt mee dat de staatssecretaris bij de beoordeling van een aanvraag om uitstel van vertrek in beginsel verplicht is advies in te winnen bij het BMA, nu hij zelf niet de vereiste medische deskundigheid bezit. Het is aan het BMA om te beoordelen welke medische gegevens nodig zijn om de staatssecretaris te adviseren. Het BMA bepaalt welke gegevens van belang zijn voor de advisering. Het is vervolgens aan eiseres om deze gegevens te verschaffen. Als dat niet, of niet volledig gebeurt, is sprake van een onvolledige aanvraag die met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling kan worden gesteld.
18. Uit het dossier blijkt dat het BMA op 28 juni 2023 heeft gemeld dat de medische gegevens die door eiseres zijn overgelegd niet compleet zijn en dat de eerder gestelde vragen nog altijd niet zijn beantwoord. De staatssecretaris heeft vervolgens op 11 juli 2023 aan eiseres laten weten dat er nog altijd geen informatie is van de huisarts over de cognitieve problematiek en de mantelzorg, en verzocht om dit verzuim binnen een termijn van twee weken te herstellen. Niet is geschil is dat de gevraagde gegevens niet zijn verstrekt. Dat het hier niet zou gaan om een herstelbaar gebrek waardoor geen toepassing had mogen worden gegeven aan artikel 4:5 van de Awb, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Sterker nog: de staatssecretaris heeft aangevoerd dat de gevraagde gegevens in een andere procedure van eiseres alsnog zijn overgelegd [7] en eiseres heeft dat gestelde feit niet bestreden. De aanvraag is daarom terecht op 16 augustus 2023 buiten behandeling gesteld.
19. Ook de beroepsgrond dat de staatssecretaris een beoordeling had moeten maken volgens het Cannabis-arrest, faalt. Het Hof heeft in dat arrest verduidelijkt dat een terugkeerbesluit niet mag worden opgelegd als een vreemdeling bij terugkeer een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM [8] vanwege medische redenen. Aan een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek is de staatssecretaris echter niet toegekomen vanwege de onvolledigheid van de aanvraag. Het ligt op de weg van eiseres om alsnog te zorgen voor een volledige aanvraag. Pas dan is een beoordeling mogelijk van het bedoelde reële risico.
20. Tot slot treft ook de beroepsgrond dat de staatssecretaris eiseres had moeten horen op haar bezwaar, geen doel. De staatssecretaris mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van horen afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het besluit tot buitenbehandelingstelling en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor. De staatssecretaris heeft daarom kunnen afzien van horen in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Het Bureau Medische Advisering.
4.Het arrest van 22 november 2022 van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak X tegen
5.Vreemdelingenbesluit 2000
6.Vreemdelingencirculaire 2000.
7.In een bezwaarprocedure tegen de afwijzing van een aanvraag om een reguliere verblijfsvergunning. Volgens het verweerschrift is de gevraagde informatie op 3 oktober 2023 in die procedure overgelegd.
8.Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.