ECLI:NL:RBDHA:2024:8712

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
23/6489
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging vervolguitkering WIA na vaststelling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beëindiging van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser, een voormalig taxichauffeur, had zich in 2017 ziekgemeld en ontving sinds 2019 een WGA-uitkering. De uitkering werd in 2022 omgezet naar een vervolguitkering, maar na medisch onderzoek in 2022 en 2023 werd de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op respectievelijk 22,24% en 29,89%. Eiser voerde aan dat zijn klachten, waaronder rugklachten, carpaal tunnel syndroom en andere gezondheidsproblemen, onvoldoende waren meegewogen in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze hebben gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan eiser zijn voorgelegd, binnen zijn belastbaarheid vallen en dat er geen aanleiding is om de geschiktheid van deze functies in twijfel te trekken. Eiser heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die zijn standpunt ondersteunt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rol van medische rapporten in het besluitvormingsproces van de verzekeringsartsen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6489

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

gemachtigde: mr. H.S. Huisman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
gemachtigde: [naam] .

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald de loonaanvullingsuitkering van eiseres vanaf 1 mei 2022 wordt omgezet in een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) naar mate van arbeidsongeschiktheid van 36,52%.
Bij brief van 8 november 2022 heeft verweerder op basis van medisch en arbeidsdeskundig onderzoek eiser minder dan 35%, namelijk 22,24%, arbeidsongeschikt verklaard en zodoende de vervolguitkering beëindigd.
Bij besluit van 29 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en bepaald dat de vervolguitkering per 11 oktober 2023 wordt beëindigd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 29,89%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en aanvullende gronden aangevoerd.
Verweerder heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser werkte voorheen als taxichauffeur voor 28 uur per week. Hij heeft zich per 16 mei 2017 ziekgemeld wegens belemmerende gezondheidsklachten. Eiser is sinds 14 mei 2019 bekend met een WGA-uitkering. Per 14 mei 2019 heeft eiser een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen naar mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Bij de beslissing op bezwaar van 29 oktober 2020 heeft verweerder eiser een vervolguitkering toegekend per 1 mei 2022, naar mate van arbeidsongeschiktheid van 36,52%. Eiser heeft bezwaar gemaakt.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de loonaanvullingsuitkering van eiser omgezet naar een vervolguitkering. Bij brief van 22 juni 2022 heeft verweerder meegedeeld dat aan het primaire besluit geen recent medisch en arbeidsdeskundig onderzoek ten grondslag ligt. Op 13 juli 2022 heeft de primaire verzekeringsarts eiser onderzocht en zijn bevindingen neergelegd in het rapport van 31 augustus 2022. De primaire arbeidsdeskundige heeft in zijn rapport van 2 november 2022 de mate van arbeidsongeschiktheid vastgelegd op 22,24%. Op 6 december 2022 heeft eiser aanvullende bezwaargronden overgelegd.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en bepaald dat de vervolguitkering per 11 oktober 2023 wordt beëindigd, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 29,89%.

Standpunten van partijen

4.1
Eiser voert aan dat zijn klachten zijn onderschat. Er is namelijk sprake van langdurige rugklachten als gevolg van een lichte wervelkanaalstenose op de L3-L4. Als gevolg hiervan heeft eiser last van uitstralingsklachten en moeite met langdurig lopen, staan en zitten. Ook een beperking op hurken en knielen had in de rede gelegen, te meer nu de primaire verzekeringsarts heeft gerapporteerd en waargenomen dat hurken en knielen wat moeizaam gaat. Tevens is als gevolg van apneu, sprake van slaapproblematiek. Verder ervaart eiser dagelijks problemen vanwege een katheter aan zijn buik. Zo is regelmatig sprake van een ontsteking, pijn en slijm rondom de katheter. Eiser merkt op dat het gezien zijn hartklachten (hartritmestoornis), alsmede onderbroken nacht als gevolg van de katheter, aannemelijk is dat sprake dient te zijn van een verdergaande urenbeperking.
4.2
Vanwege het Carpaal Tunnel Syndroom (CTS, rechts erger dan links) is sprake van krachtverlies en zenuwpijn. Eiser staat op de wachtlijst voor een operatie. Nu eiser beperkt is geacht op repetitieve hand- en vingerbewegingen had een beperking op het gebruik van een toetsenbord en of aannemelijk geweest. Ook beperkingen ten aanzien van fijnmazige bewegingen/fijne motorische handelingen met de handen en vingers hadden in de rede gelegen, gezien de doofheid in de vingers en de stugge droge vingers. Ook beperking ten aanzien van persoonlijk risico in verband met gevoelloosheid in vingers zou in het geval van eiser logisch geweest zijn. Het eczeem van eiser wordt ook erger bij verschil in tempratuur, dus een beperking op hitte en kou is ook aannemelijk.
4.3
De functie productiemedewerker confectie, kleermaken is niet geschikt, omdat eiser als gevolg van het CTS en handeczeem problemen ervaart door de hele dag bezig te zijn met het tornen, rijgen, spelden, knippen en knopen aanzetten. Ook de functie telefonist is niet geschikt, omdat eiser niet in staat is om per dag ruim 4000 gesprekken af te handelen vanwege de beperkingen op deadlines, productiepieken en arbeid zonder hoog handelingstempo. Verder kan bij al te veel bewegingen de klachten aan de handen en vingers verergeren. Ook de functie van administratief ondersteunend medewerker is om die reden niet geschikt. De functie productiemedewerker (textiel geen kleding) is ook niet geschikt, omdat hij niet in staat is om repetitieve hand- en vingerbewegingen te maken om dagelijks 200 banen stof door de handen te begeleiden.
2. Verweerder handhaaft in beroep het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt voorop dat verweerder een besluit over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn.
Zorgvuldigheid
4. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De primaire verzekeringsarts heeft eiser op 13 juli 2022 gezien waarbij een psychisch en lichamelijk onderzoek is verricht. Hij heeft het dossier met de daarin aanwezige medische informatie en de overgelegde informatie van de behandelaars bestudeerd. Dit heeft geresulteerd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 augustus 2022. In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht, kennisgenomen van de bezwaren van eiser en medisch onderzoek verricht op 16 februari 2023. De verzekeringsarts b&b heeft de FML gewijzigd, omdat de mogelijkheden niet geheel juist werden weergegeven. Zijn bevindingen zijn vastgelegd in de FML van 15 juni 2023. Het betoog van eiser dat sprake is van onzorgvuldigheid slaagt gelet op het voorgaande niet.
Medisch oordeel
5.1
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts b&b de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts b&b heeft uiteengezet dat geen sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’ omdat eiser niet voldoet aan de hiervoor gestelde (strikte) criteria. De verzekeringsarts b&b en de primaire verzekeringsarts hebben eiser beperkt geacht om al te zware belaste arbeid te verrichten. Er zijn hiervoor diverse (eventueel lichte) beperkingen aangenomen in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houden en werktijden van de FML. In zoverre is rekening gehouden met de handklachten, het CTS en het eczeem. Verder is ook rekening gehouden met de lage rug- en beenklachten van eiser. Zo heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat er in het verleden een lichte vernauwing van het wervelkanaal is vastgesteld, maar er nu geen beeld van relevante beïnvloeding van ruggenmerg of wortels is. Volgens hem is het dan ook voldoende om al te zware belastingen uit te sluiten. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts is op te maken dat eiser wel kan knielen en hurken, hoewel het moeizaam verloopt. Eiser kan buigen tot kniehoogte en er zijn geen bewegingsbeperkingen waargenomen bij roteren en anteflexie. Er is daarom geen objectivering van die klachten. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit het tegendeel blijkt.
5.2
De rechtbank is tevens van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om verdergaande beperkingen te duiden ten aanzien van de katheter en atonie van de neurogene blaas. Ook ten aanzien van deze klachten hebben de verzekeringsartsen aangegeven dat eiser niet te zwaar mag tillen/duwen/dragen/trekken. Verder is eiser gewezen op een eventueel toilet in de buurt en dat werk als taxichauffeur niet meer geschikt is. Hoewel in de FML niet is opgenomen dat een toilet in de nabijheid moet zijn, merkt de rechtbank op dat de arbeidsdeskundigen hier wel rekening mee hebben gehouden.
5.3
De rechtbank is tevens van oordeel dat de verzekeringsarts b&b op overtuigende wijze heeft gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om een verdergaande urenbeperking te duiden. De verzekeringsarts b&b heeft eiser beperkt geacht in zoverre dat hij gemiddeld ongeveer 6 uur per dag en 30 uur per week kan werken. Over de apneu, stelt de verzekeringsarts b&b dat de longarts heeft aangegeven dat het gaat om een zeer lichte vorm en dat gelet op de al gestelde beperking van de arbeidsduur zeker niet tot meer beperkingen leidt waarbij hij ook nog wijst op het ontbreken van sufheid of (mini)slaapjes overdag. Ook over de ritmestoornissen heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat de medicatie het boezemfibrilleren snel heeft verholpen en het ritme nadien normaal is gebleven. Verder merkt de rechtbank op dat eiser geen (nieuwe) medische stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij verminderd beschikbaar is omdat hij behandelingen volgt. De rechtbank acht de motivering van de verzekeringsarts b&b voldoende en duidelijk.
Arbeidsdeskundig oordeel
6.1
De arbeidsdeskundige b&b vindt dat eiser op basis van de FML geschikt is voor de functies productiemedewerker confectie, kleermaken (SBC-code 272042), telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (SBC-code 315174) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100).
6.2
De rechtbank stelt voorop dat zij uitgaat van de juistheid van de FML. Op basis van die FML zijn de functies geduid. Hierbij is dus rekening gehouden met de beperkingen die van toepassing zijn. Daarbij komt dat de signaleringen die door het CBBS zijn gerepresenteerd als teken van een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, door de arbeidsdeskundige b&b afdoende zijn voorzien van een toelichting.
6.3
De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van het medisch onderzoek, in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Wat betreft de functie productiemedewerker confectie, kleermaken merkt de rechtbank op dat de arbeidsdeskundige b&b heeft gemotiveerd dat in de functie men in aanraking komt met gordijnstof: een mix van textiel zoals acryl, katoen, linnen, polyester, polypropeen, viscose of wol. In de functie komt geen huidcontact voor waarbij sprake is van bootstelling aan water, schoonmaak- en oplosmiddelen waarvoor eiser beperkt is geacht. Na overleg met de verzekeringsarts b&b heeft de arbeidsdeskundige b&b ook ten aanzien van de knijp- en grijpkracht eiser geschikt geacht voor deze functie. Wat betreft de repetitieve hand- en vingerbewegingen heeft de arbeidsdeskundige b&b gemotiveerd dat het binnen de belastbaarheid van eiser blijft, omdat het namelijk geen fijne kort-cyclische repetitieve bewegingen die de hele dag in hetzelfde werk betreft. Dit vergt volgens de verzekeringsarts b&b ook niet veel kracht.
6.4
Wat betreft de functie administratief ondersteunend medewerker merkt de rechtbank op dat de punten repetitieve vinger- en handbewegingen geen signaleringen opleveren in het Resultaat functiebeoordeling. De rechtbank acht deze motivering voldoende en deugdelijk.
6.5
Wat betreft de functie telefonist merkt de rechtbank op dat in de Resultaat functiebeoordeling het volgende staat beschreven: ‘
Probeert samen met de collega’s 80% van de gesprekken binnen 20 sec. te beantwoorden en behandelt ruim 4.000 gesprekken pr dag. Heeft afhankelijk van het soort gesprek tussen 120 en 180 seconden voor 1 gesprek’. Daaruit blijkt dat het alle collega’s gezamenlijk zijn die de genoemde 4.000 gesprekken per dag afhandelen. Een andere uitleg is moeilijk denkbaar, aangezien het voeren van 4.000 gesprekken van (minimaal) 120 seconden zou betekenen dat in de betreffende functie iets meer dan 133 uur per dag zou moeten worden gewerkt.
6.6
Naar het oordeel van de rechtbank brengt het voorgaande met zich dat, anders dan door eiser is gesteld, de functies de belastbaarheid van eiser, zoals neergelegd in de FML van 15 juni 2023, niet overschrijden.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid
om de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.