ECLI:NL:RBDHA:2024:8737
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 april 2024. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 14 mei 2024, maar de verzoeker was niet aanwezig, ondanks een bericht van verhindering. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL24.17954, behandeld. In die zaak heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening in deze zaak verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de uitspraak in de andere zaak voldoende was om de situatie van de verzoeker te beoordelen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 28 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.