ECLI:NL:RBDHA:2024:8769
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 22 april 2024, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, wat inhoudt dat hij een tijdelijke maatregel vroeg totdat er een definitieve uitspraak in de hoofdzaak zou zijn gedaan. De zitting vond plaats op 14 mei 2024, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een waarnemer. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening samen met een andere zaak behandeld.
In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking had op de andere zaak (NL24.17509), heeft de rechtbank geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels een uitspraak op het beroep is gedaan. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 29 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.