ECLI:NL:RBDHA:2024:8774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL23.37613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op een onbekende datum en van Belarussische nationaliteit, een beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De aanvraag was ingediend op 3 april 2022, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft pas op 8 februari 2024 een beslissing genomen. Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken nadat de staatssecretaris alsnog een beslissing had genomen en heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek.

De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Awb die betrekking hebben op de proceskostenvergoeding. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag, wat de basis vormt voor het verzoek om proceskostenvergoeding.

De rechtbank oordeelt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 437,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37613

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Belarussische nationaliteit,
v-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 30 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet beslissen op zijn asielaanvraag van 3 april 2022, binnen de door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, in de uitspraak van 22 augustus 2023 [1] gestelde termijn van twee weken.
Op 8 februari 2024 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen op de asielaanvraag van verzoeker.
Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De staatssecretaris heeft hierop gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van verzoeker 3 april 2022.
3. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten kennelijk gegrond is.
4. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 875,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Beroep met kenmerk NL23.22262.