ECLI:NL:RBDHA:2024:8836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
NL24.2044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Filipijnse nationaliteit met verzoek om afgeleide asielstatus

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers, een Filipijnse moeder en haar minderjarige kind, tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. De eisers hebben op 9 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de asielaanvragen van eisers ongegrond zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij geen zelfstandige asielmotieven heeft en dat haar aanvraag is gebaseerd op de situatie van haar Syrische echtgenoot, die niet met haar mee kan naar de Filipijnen. De staatssecretaris heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht, maar oordeelt dat eisers niet als vluchtelingen kunnen worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn aangevoerd tegen het bestreden besluit en dat de asielaanvraag van de echtgenoot en vader van eisers niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier H.C.M. Pijnenburg, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2044

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

mede namens haar minderjarige kind,
[naam kind], v-nummer: [nummer]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. S.T.C. Rebergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.S. Helmus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Eisers hebben de Filipijnse nationaliteit. Zij hebben op 9 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 12 januari 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] en met het beroep betreffende eisers echtgenoot en vader [2] , op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] als de waarnemer van de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de ongegrondverklaring van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiseres heeft verklaard dat zij geen zelfstandige asielmotieven heeft. Zij heeft nogmaals asiel aangevraagd omdat haar Syrische echtgenoot niet met haar mee kan naar de Filipijnen. Eisers willen in aanmerking komen voor een afgeleide asielstatus bij respectievelijk hun echtgenoot en vader.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft het enige relevante element, de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers, geloofwaardig geacht. Eiseres heeft verklaard dat zij terug zou kunnen keren naar de Filipijnen omdat zij geen persoonlijke problemen heeft. De vrees dat haar dochter gediscrimineerd zou kunnen worden is volgens de staatssecretaris enkel gebaseerd op vermoedens. Eisers worden daarom niet aangemerkt als vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Eisers lopen ook geen risico op ernstige schade. Eiseres heeft verklaard dat de situatie in Mindanao onveilig is, maar niet is gebleken dat zij slachtoffer zullen worden van ernstige schade. Dat uit een door eiseres overgelegde brief van VluchtelingenWerk van 9 januari 2024 blijkt dat er in het algemeen mensenrechtenschendingen plaatsvinden maakt niet dat dit ook voor eisers geldt. Eisers komen ook niet in aanmerking voor een afgeleide asielvergunning op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De asielaanvraag van hun echtgenoot en vader is namelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep
6. Eisers hebben geen gronden tegen het bestreden besluit aangevoerd. Het beroep van eisers hangt samen met het beroep van hun echtgenoot en vader, zaaknummer NL24.2039. Zij willen een afgeleid verblijfsrecht bij hem.
6.1.
De rechtbank heeft het beroep van de echtgenoot en vader van eisers ongegrond verklaard. Omdat er geen gronden zijn gericht tegen het besluit van eisers, verklaart de rechtbank ook hun beroep ongegrond.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.2045.
2.NL24.2039.