Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres
[naam kind], v-nummer: [nummer]
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers, een Filipijnse moeder en haar minderjarige kind, tegen de afwijzing van hun asielaanvraag beoordeeld. De eisers hebben op 9 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft op 11 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de asielaanvragen van eisers ongegrond zijn. Eiseres heeft verklaard dat zij geen zelfstandige asielmotieven heeft en dat haar aanvraag is gebaseerd op de situatie van haar Syrische echtgenoot, die niet met haar mee kan naar de Filipijnen. De staatssecretaris heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht, maar oordeelt dat eisers niet als vluchtelingen kunnen worden aangemerkt volgens het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn aangevoerd tegen het bestreden besluit en dat de asielaanvraag van de echtgenoot en vader van eisers niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier H.C.M. Pijnenburg, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.