ECLI:NL:RBDHA:2024:8875

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
NL24.16913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijk ongegrondheid en geloofwaardigheid van verklaringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 6 maart 2024 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris op 12 april 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims, waaronder zijn geaardheid, dienstplicht en joodse afkomst. De rechtbank stelt vast dat eiser niet in staat is geweest om zijn verklaringen te onderbouwen en dat zijn verklaringen inconsistent zijn met de beschikbare informatie over Marokko. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat de staatssecretaris onterecht twijfelde aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser er niet in is geslaagd om een geloofwaardig asielrelaas naar voren te brengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16913

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1990. Hij heeft op 6 maart 2024 een opvolgend aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 12 april 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024, samen met de zaak NL24.16914, op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het afwijzen van de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond afgewezen omdat hij afkomstig is uit een veilig land van herkomst, hij waarschijnlijk te kwader trouw zich van zijn identiteitsdocument heeft ontdaan, hij kennelijk inconsequente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over Marokko waardoor zijn verklaringen elke overtuigingskracht missen, hij zijn aanvraag enkel heeft ingediend teneinde zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen en hij een opvolgende aanvraag heeft ingediend waarin geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gebracht. [1]
Is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel?
5. Eiser voert meerdere redenen aan waarom hij van mening is dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom zijn aanvraag als kennelijk ongegrond afgedaan kon worden. Eiser komt op tegen het ongeloofwaardig achten van zijn asielrelaas. Op de redenen wordt afzonderlijk ingegaan.
Dienstplicht
5.1.
Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet zomaar meer kan uitgaan van de ongeloofwaardigheid van het element van de dienstplicht. Eiser voert dit aan omdat de staatssecretaris in het bestreden besluit zelf heeft toegegeven dat één van de redenen waarom zijn relaas over de oproep voor de dienstplicht ongeloofwaardig is geacht, onterecht is tegengeworpen. Bovendien is eiser van mening dat het artikel waarnaar is gerefereerd in het voornemen wellicht een ander beeld schetst dan eiser heeft verklaard, maar dit niet betekent dat zijn relaas ongeloofwaardig is. Uit het artikel blijkt niet dat wat beschreven wordt ook overeenkomt met de dagelijkse praktijk. Ten slotte heeft de staatssecretaris nagelaten om in het voornemen en het besluit te benoemen welke informatie de verklaringen van eiser missen.
Seksuele geaardheid
5.2.
Eiser voert aan dat de ongeloofwaardigheid van zijn asielrelaas over zijn seksuele geaardheid niet voldoende is gemotiveerd omdat dit mede gebaseerd is op verklaringen in zijn vertrekgesprek. Eiser meent dat het vertrekgesprek geen deel uitmaakt van het asieldossier. De staatssecretaris kan geen waarde hechten aan verklaringen uit het vertrekgesprek zonder hier een verslag van te delen. Daarnaast moeten de verklaringen van eiser worden gezien in de context van een mogelijke overdracht aan Finland. Hij heeft destijds niet verklaard over de mannelijke partner in Finland, omdat hij niet aan Finland overgedragen wilde worden. Bovendien heeft de staatssecretaris niet gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser over het al dan niet samenwonen vaag blijven. Daarnaast heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit tegengesproken. De staatssecretaris heeft namelijk zowel gesteld dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op mannen valt – hetgeen betekent dat je mannen fysiek aantrekkelijk vindt – als dat er geen waarde wordt gehecht aan een eventuele fysieke aantrekkingskracht tot mannen. De staatssecretaris kan zich bovendien niet op het standpunt blijven stellen dat eiser onvoldoende kan verklaren hoe de Marokkaanse samenleving zich opstelt tegenover homoseksuelen. Hij heeft herhaaldelijk aangegeven dat de Marokkaanse samenleving negatief tegenover homoseksualiteit staat. De staatssecretaris heeft niet gemotiveerd waarom zijn verklaring dat hij in Finland definitief achter zijn geaardheid kwam ongerijmd is. Eiser vindt het daarnaast erg vaag en subjectief dat de staatssecretaris zijn verklaringen over het samenwonen met een man in Finland ongeloofwaardig acht, omdat hij verklaart over activiteiten die je ook met een huisgenoot kan doen. Ook is het tegenstrijdig en vreemd dat aan eiser wordt tegengeworpen dat hij niet benoemd met wie hij een kind wil adopteren, omdat er niet van hem verlangd kan worden dat hij zijn partner hierbij betrekt. Dit laatste heeft de staatssecretaris zelf bevestigd.
Joodse afkomst
5.3.
Eiser voert aan dat het standpunt van de staatssecretaris dat zijn verklaringen over zijn joodse afkomst ongeloofwaardig zijn onvoldoende is gemotiveerd. Eiser wordt tegengeworpen dat hij na het eerste gehoor waar hij als Arabisch en islamitisch is geregistreerd niet heeft aangegeven dat dit onjuist is. Eiser is echter tijdens de Dublinprocedure niet bijgestaan door een advocaat. Daardoor zijn er geen correcties en aanvullingen ingediend. Dit is bij de staatssecretaris bekend. Verder vindt eiser het ongeloofwaardig dat de staatssecretaris zich op het standpunt stelt dat het beeld dat de staatssecretaris van eiser heeft – dat hij het niet nauw neemt met de waarheid – niet bij de besluitvorming is betrokken. Bovendien voert eiser aan dat hem onterecht wordt tegengeworpen dat hij geen familieboekje heeft kunnen overleggen waaruit zijn joodse afkomst zou blijken. Een dergelijk boekje wordt pas verkregen wanneer men trouwt. Eiser is niet getrouwd. Daarnaast voert eiser aan dat het feit dat hij weinig weet over het joodse geloof niet maakt dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is nu het joods zijn van moeder op kind wordt overgegeven. Daarom is het niet nodig om het geloof ook daadwerkelijk te praktiseren en er dus kennis over te hebben.
Oordeel van de rechtbank
5.4.
Het beroep slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser er niet in is geslaagd om een geloofwaardig asielrelaas naar voren te brengen. In het kader van de verklaringen over de dienstplicht heeft de staatssecretaris zich op de zitting terecht op het standpunt gesteld dat het aan eiser is om te onderbouwen waarom de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld waarom de verklaringen over de dienstplicht niet geloofwaardig zijn bevonden. Eiser heeft geen gronden aangevoerd op grond waarvan de beoordeling van de staatssecretaris getoetst kan worden. In het kader van de seksuele gerichtheid van eiser wordt opgemerkt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen inzicht in zijn persoonlijke gevoelsleven heeft kunnen geven. Daardoor heeft eiser zijn verklaringen over de seksuele gerichtheid niet aannemelijk gemaakt. Anders dan eiser betoogt, kunnen zijn verklaringen in het vertrekgesprek wel worden betrokken bij de besluitvorming. In het vertrekgesprek heeft eiser verklaard dat hij in Nederland een vriendin heeft en dat zij zwanger is van hem. Dit maakt dat eiser – naast het geen inzicht geven in het gevoelsleven – ook verklaringen heeft afgelegd die indruisen tegen zijn verklaringen over zijn homoseksuele gerichtheid. Ook de gronden die eiser aanvoert tegen het niet geloofwaardig achten van zijn joodse afkomst leiden niet tot een ander oordeel. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser tijdens de Dublinprocedure is bijgestaan door een advocaat en hoewel in de Dublinprocedure asielmotieven niet centraal staan, heeft eiser voldoende de tijd en mogelijkheid gekregen om zijn verkeerde registratie te verbeteren. Dit kan in het nadeel van eiser worden meegewogen. Bovendien mag van eiser wel verwacht worden dat hij objectieve informatie naar voren brengt dat zijn joodse afkomst onderschrijft. Het familieboekje is een voorbeeld van dergelijke objectieve informatie, maar was geen specifieke eis van de staatssecretaris. Dat eiser niets kan verklaren over het joodse geloof doet ook af aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het kennelijk ongegrond verklaren van zijn asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een aanvraag kan om deze redenen als kennelijk ongegrond worden afgedaan op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, d, e, f en g, van de Vreemdelingenwet 2000.