In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een vergunning voor slachtofferschap van mensenhandel heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 29 juni 2021. Na een bezwaarprocedure heeft de staatssecretaris op 21 november 2023 het eerdere besluit gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak, onder zaaknummer NL23.39512. Aangezien de bodemzaak is afgedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
Wel heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is op 23 mei 2024 openbaar gemaakt.