ECLI:NL:RBDHA:2024:8878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
23-39514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vergunning slachtofferschap van mensenhandel

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een vergunning voor slachtofferschap van mensenhandel heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 29 juni 2021. Na een bezwaarprocedure heeft de staatssecretaris op 21 november 2023 het eerdere besluit gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van verzoeker als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak, onder zaaknummer NL23.39512. Aangezien de bodemzaak is afgedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Wel heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is op 23 mei 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39514
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [V-nummer], verzoeker (gemachtigde: mr. D. van Elp),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het het besluit van 29 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 november 2023 op het bezwaar van verzoeker is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Verzoeker is wegens betalingsonmacht vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.39512, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter de staatssecretaris wel in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 mei 2024

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.