Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring die op 4 april 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, was in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris had de maatregel opgelegd met het oog op het verkrijgen van gegevens voor de beoordeling van een asielaanvraag, vanwege een risico op onttrekking aan het toezicht. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding indiende. De staatssecretaris heeft de maatregel op 12 april 2024 opgeheven, maar de rechtbank moest beoordelen of de bewaring rechtmatig was geweest tot dat moment.
Tijdens de zitting op 15 april 2024 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden had om de maatregel van bewaring op te leggen en dat eiser de overgebleven gronden niet had betwist. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen lichter middel kon worden toegepast dan de maatregel van bewaring. Eiser had aangevoerd dat hij zelfstandig naar Duitsland kon gaan, maar de rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanwijzingen waren dat hij daar een asielprocedure had lopen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is op 18 april 2024 openbaar gemaakt.