ECLI:NL:RBDHA:2024:908
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van een Irakese eiser in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Irakese eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat het door eiser overgelegde vliegticket onvoldoende bewijs levert voor de claim dat hij is teruggekeerd naar Irak. De rechtbank wijst erop dat de vraag of gezinshereniging in Duitsland mogelijk is, op dit moment niet aan de orde is, en dat het beroep op artikel 6 van de Dublinverordening niet slaagt, aangezien eiser niet mede namens zijn kinderen asiel heeft aangevraagd.
De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland op 26 september 2023 een verzoek om overname bij Duitsland ingediend, dat op 28 september 2023 is aanvaard. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de asielaanvraag van eiser in behandeling wordt genomen. Eiser heeft niet aangetoond dat er tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem die een risico op een behandeling in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met zich meebrengen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.