ECLI:NL:RBDHA:2024:908

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37442
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Irakese eiser in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Irakese eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat het door eiser overgelegde vliegticket onvoldoende bewijs levert voor de claim dat hij is teruggekeerd naar Irak. De rechtbank wijst erop dat de vraag of gezinshereniging in Duitsland mogelijk is, op dit moment niet aan de orde is, en dat het beroep op artikel 6 van de Dublinverordening niet slaagt, aangezien eiser niet mede namens zijn kinderen asiel heeft aangevraagd.

De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland op 26 september 2023 een verzoek om overname bij Duitsland ingediend, dat op 28 september 2023 is aanvaard. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen feiten of omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de asielaanvraag van eiser in behandeling wordt genomen. Eiser heeft niet aangetoond dat er tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem die een risico op een behandeling in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens met zich meebrengen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser terecht buiten behandeling is gesteld en dat hij kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37442

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Irakese nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 november 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 26 september 2023 bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 28 september 2023 op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening aanvaard.
Standpunten eiser
5. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte onvoldoende bewijswaarde hecht aan het door eiser overgelegde ticket. Eiser heeft met dit ticket aangetoond dat hij is teruggekeerd naar Irak. Verder stelt eiser dat de staatssecretaris in strijd met artikel 6 van de Dublinverordening handelt. De stelling dat eiser zelf niet minderjarig is brengt met zich dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat de staatssecretaris gehouden is om bij iedere beslissing die de staatssecretaris neemt het belang van het kind voorop te stellen. Artikel 6 van de Dublinverordening beperkt zich, anders dan de staatssecretaris stelt, niet tot het kind dat zelf asiel aanvraagt in het desbetreffende land. Het feit dat de belangen van de kinderen van eiser worden geschonden brengt dan ook met zich dat de staatssecretaris dat belang dient te betrekken bij de beoordeling. De stelling dat de mogelijkheid of wel of niet tot gezinshereniging te komen niet in de onderhavige procedure aan de orde kan worden gesteld brengt eveneens een motiveringsgebrek met zich. Ten aanzien van de stelling dat eiser niet nader heeft onderbouwd dat een verzoek om gezinshereniging wordt afgewezen stelt eiser dat het op de weg van de staatssecretaris ligt om dit te onderzoeken.
Oordeel rechtbank
6. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het door eiser overgelegde vliegticket onvoldoende onderbouwing is om aan te nemen dat eiser is teruggekeerd naar Irak. De staatssecretaris stelt terecht dat met dit document niet is na te gaan of eiser daadwerkelijk met deze vlucht naar Irak is gereisd. Verder stelt de rechtbank vast dat de Duitse autoriteiten het overnameverzoek hebben aanvaard. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat Duitsland verantwoordelijk is voor het verzoek van eiser om internationale bescherming.
7. In zijn algemeenheid mag de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Duitsland een risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Eiser is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Eiser heeft met zijn verklaringen, noch anderszins, bijvoorbeeld met recente landeninformatie, aannemelijk gemaakt dat in Duitsland sprake is van zodanige aan het systeem van de asielprocedure of opvangvoorzieningen gerelateerde gebreken, dat overdracht aan Duitsland strijd oplevert met het gestelde in artikel 3 EVRM. Voor zover zich problemen voordoen, kan eiser zich daarover bij de autoriteiten in Duitsland beklagen. Indien deze autoriteiten niets met de klacht doen, kan eiser zich daarover tot de hogere autoriteiten wenden. Niet is gesteld, noch gebleken, dat dit niet mogelijk zou zijn.
8. Met betrekking tot de stelling van eiser dat gezinshereniging in Duitsland niet mogelijk is, heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat dit aspect niet relevant is voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van eisers asielaanvraag. De mogelijkheid om gezinshereniging aan te vragen is op dit moment nog niet aan de orde. Eiser zal eerst in Duitsland een asielprocedure moeten doorlopen. Vervolgens kan hij in dat land gezinshereniging aanvragen. Verder volgt de rechtbank het standpunt van eiser dat de staatssecretaris in strijd met artikel 6 van de Dublinverordening handelt niet. De rechtbank stelt vast dat eiser niet mede namens zijn kinderen asiel heeft aangevraagd, en stelt vast dat eisers kinderen nog bij zijn echtgenote in het land van herkomst zijn. De rechtbank ziet daarom niet in welke belangen van eisers kinderen de staatssecretaris bij de besluitvorming had dienen te betrekken.
9. Uitgaande van de terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat er thans geen feiten en/of omstandigheden aanwezig zijn op grond waarvan de staatssecretaris met in achtneming van artikel 17 van de Dublinverordening eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling had moeten nemen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.