ECLI:NL:RBDHA:2024:9139

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.5393
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en uitzetting van een Egyptische vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Egyptische vreemdeling, eiser, die op 22 november 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere uitspraak op 18 december 2023. De rechtbank heeft de voortgang van de uitzettingshandelingen beoordeeld en geconcludeerd dat de Staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser had een vlucht geboekt voor 27 februari 2024, en de rechtbank oordeelde dat de tijd tussen het vluchtakkoord en de daadwerkelijke uitzetting niet onredelijk was, ook niet gezien de jonge leeftijd van eiser, die net meerderjarig was geworden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.5393
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.I. Vennik), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Berben).

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 20 februari 2024 gesloten en heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Na de sluiting van het vooronderzoek heeft verweerder op 21 februari 2024 de rechtbank door middel van een kennisgeving van de voortduring van de maatregel in kennis gesteld en een voortgangsrapportage overgelegd. De rechtbank stelt vast dat de voortgangsrapportage in die kennisgeving identiek is aan de voortgangsrapportage in het beroep in de onderhavige zaak. Gelet hierop zal de rechtbank de kennisgeving van 21 februari 2024 betrekken bij de ambtshalve toetsing in deze zaak.

Overwegingen

1. Eiser is van Egyptische nationaliteit en hij is geboren op [2005] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 18 december 2023 (NL23.37918 en NL23.37921) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt. Op 8 februari is een vlucht geboekt, het vluchtakkoord ís van 9 februari en op 27 februari 2024 staat een vlucht gepland. Er dienen tien dagen te zitten tussen vluchtakkoord en het daadwerkelijke vertrek. In dit geval zitten er achttien dagen tussen vluchtakkoord en vertrek. Eiser acht dit onvoldoende voortvarend. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met de zeer jonge leeftijd van eiser, te weten 18 jaar.
5. De rechtbank overweegt als volgt.

Het voortvarendheidsvereiste

6. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat de Egyptische autoriteiten op 5 februari 2024 eisers nationaliteit hebben bevestigd, waarna verweerder op 8 februari 2024 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Op dezelfde dag heeft verweerder een vlucht aangevraagd. De verstrekking van een laissez-passer is voorzien op 21 februari 2024. Eiser zal dan op 27 februari 2024 worden uitgezet naar Egypte. Volgens verweerder was 27 februari 2024 de eerste vluchtmogelijkheid en is de vlucht zo spoedig mogelijk geboekt. Gelet op voornoemde uitzettingshandelingen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de uitzetting van eiser voldoende voortvarend ter hand neemt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Dat eiser nog maar net meerderjarig is, maakt dat niet anders.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.