ECLI:NL:RBDHA:2024:9149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL24.4003
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Eik, had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op zijn aanvraag van 8 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder op 7 februari 2024 alsnog een beslissing heeft genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden, zoals geregeld in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, omdat de verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.

De rechtbank heeft de wegingsfactor vastgesteld op 0,5, wat gebruikelijk is voor deze zittingsplaats. De beslissing houdt in dat de verweerder in de proceskosten van de verzoeker wordt veroordeeld tot het bedrag van € 437,50, dat aan de verzoeker moet worden betaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en is bekendgemaakt op 8 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.4003
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: M.J. Roeloffzen).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker is op 5 februari 2024 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig
heeft beslist op zijn aanvraag van 8 september 2022. Op 7 februari 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van eiser en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van eiser te betalen tot een bedrag van € 437,50.
5. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld die voor hem een beroepschrift heeft ingediend. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb.
Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft,
verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden- Nederland van 4 september 2023¹. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 437,50. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 maart 2024
Mr. M. Eversteijn N. Dayerizadeh
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.