ECLI:NL:RBDHA:2024:9155
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraanse eiser met problemen door bekering tot het christendom
In deze uitspraak oordeelt de Rechtbank Den Haag over het beroep van een Iraanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 september 2022 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd op 1 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt de zaak op 30 mei 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij in Iran problemen heeft ondervonden vanwege zijn bekering tot het christendom, maar de rechtbank oordeelt dat zijn bekering ongeloofwaardig is. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn bekering en dat zijn verklaringen inconsistent zijn. De rechtbank wijst erop dat de geloofwaardigheid van de bekering van eiser afbreuk doet aan zijn gestelde problemen in Iran. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen gegronde vrees voor vervolging is en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank benadrukt dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet leiden tot de conclusie dat de gehoren onzorgvuldig zijn uitgevoerd. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen.