ECLI:NL:RBDHA:2024:9268
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van een beroep tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat dateert van 5 maart 2024, betreft de afwijzing van de aanvraag van de verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure, welke door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is aangemerkt.
De zitting vond plaats op 26 maart 2024, waarbij de verzoeker, zijn gemachtigde mr. A.A. Hardoar, en de gemachtigde van de staatssecretaris, L. Verhaegh, aanwezig waren. Ook was er een tolk, N. Shiranian, die via een telefonische verbinding deelnam aan de zitting. Tijdens de behandeling van het verzoek is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in het beroep met zaaknummer NL24.9598.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat de uitspraak in het beroep voldoende duidelijkheid biedt. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, in aanwezigheid van griffier mr. E. Kersten, en is openbaar uitgesproken op 3 april 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.