In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 16 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De aanvraag is op 25 mei 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen. Eiseres heeft de staatssecretaris op 12 januari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 12 februari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank zonder zitting uitspraak doet op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits hij het bestuursorgaan eerst in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft dit correct gedaan en de rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De staatssecretaris had uiterlijk op 25 november 2023 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen.
Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal op € 437,50 worden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.