4.2.Eiser betoogt verder dat de HTL-maatregel buitenproportioneel is, nu sprake is van een te vergaande maatregel in relatie tot de feiten.
Incident dat heeft geleid tot de plaatsing
5. De rechtbank is van oordeel dat het COA op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten om eiser in de HTL te plaatsen. De rechtbank overweegt eerst dat voor de oplegging van deze bestuurlijke maatregel, niet is vereist dat incidenten wettig en overtuigend zijn bewezen. Voldoende is dat het aannemelijk is dat deze incidenten zich hebben voorgedaan. Dat betekent dat het incident niet onomstotelijk hoeft vast te staan, maar dat op basis van de gegeven onderbouwing aannemelijk is dat het incident heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht op basis van de feitelijke verslaglegging van de incidenten voldoende aannemelijk dat de gedragingen zoals die door het COA zijn omschreven, zich hebben voorgedaan. De rechtbank volgt daarin het standpunt zoals beschreven in het verweerschrift, dat er een zeer lange lijst van personen genoemd staan die eiser heeft lastiggevallen en dat daarmee een uitgebreide verslaglegging van meerdere getuigen heeft plaatsgevonden. In die verslaglegging staat bijvoorbeeld dat een vrijwilliger van het AZC eiser erg dronken op straat is tegengekomen en dat hij zag dat eiser mensen lastig viel. Eiser liep namelijk met versnelde pas op verschillende mensen op straat af, om daarna vlak voor hun neus te stoppen. Meerdere mensen hebben hierover melding gemaakt bij de politie. COA-medewerkers hebben eiser gevonden met een fles wijn in zijn hand, waar hij uit dronk. Deze COA-medewerkers hadden, zo staat in het verslag, veel moeite om eiser terug te krijgen naar het AZC en zij hadden moeite om eiser te weerhouden van het opnieuw lastigvallen van passanten. De politie is later ingeschakeld, omdat eiser zich – volgens de verklaring van de buurvrouw – raar had gedragen en haar achtervolgde. De verklaringen van andere bewoners van het AZC staan ook in de stukken omschreven. Waaronder de verklaringen van medebewoners dat eiser hen in de fitnessruimte lastigviel, onder andere door aan iemands arm te trekken en te duwen. Twintig omstanders, die op de gang stonden van de fitness, voelden zich niet veilig. Daarnaast blijkt uit de verslaglegging dat eiser met een paraplu meerdere bewoners achterna is gegaan en steekbewegingen maakte. De COA-medewerkers hebben vanwege de fysieke dreiging toen niet ingegrepen. Eiser bleef achter bewoners aanrennen en heeft daarbij een handvat van een paraplu naar kinderen gegooid. De omschrijving vermeldt dat eiser niet luisterde naar de instructies van de COA-medewerkers tijdens dit incident. Opnieuw heeft de politie ingegrepen. Vervolgens heeft de politie, blijkens de verslaglegging, met eiser afgesproken om het AZC voor de duur van drie uren te verlaten. Vervolgens staat beschreven dat de leidinggevende van de voetbalvereniging heeft aangegeven dat eiser steekbewegingen met een handvat van de paraplu naar voetballers maakte en dat eiser de dameskleedkamer is binnengelopen. Daarvoor is opnieuw de politie ingeschakeld. De rechtbank concludeert dat uit deze verslaglegging duidelijk blijkt dat eiser meermaals, onder invloed van alcohol, passanten, buurtbewoners van het AZC en bewoners van het AZC heeft lastiggevallen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de door het COA geschetste gang van zaken en is tevens van oordeel dat het COA op basis van deze feitelijke verslaglegging deugdelijk heeft gemotiveerd dat sprake is van incidenten met een (zeer) grote impact. Dat de betrokkenen ofwel klagers niet bij naam worden genoemd, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat niet van de verslaglegging kan worden uitgegaan. In de verslaglegging is immers wel de persoon van de klager omschreven, zodat duidelijk is waar de vele verklaringen vandaan komen. Ook zijn de omstandigheden van de incidenten en de rol van eiser daarin duidelijk uitgelegd, waarbij inzichtelijk is hoe het COA aan deze informatie is gekomen. Niet valt in te zien dat hier niet van kan worden uitgegaan of dat de COA-medewerkers eiser (vanwege zijn geloof of dieet) onterecht beschuldigen. Eiser heeft hier ook geen enkele onderbouwing voor gegeven.
6. De rechtbank stelt verder vast dat uit het bestreden besluit blijkt dat eiser zowel op 28 november 2023 als op 17 februari 2024 in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het incident en de daaropvolgende HTL-maatregel. Dat eiser, naar eigen zeggen, geen inzicht heeft gehad in de identiteit van de klagers en de inhoud van de klachten, betekent niet dat hij niet adequaat heeft kunnen reageren op de aan hem tegengeworpen incidenten. Zoals hiervoor overwogen, is immers wel de persoon van de klager omschreven en ook de context van het incident. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij hierin geen inzicht heeft gehad. Daarnaast hebben de eerder opgelegde maatregelen, zoals ook uitgelegd door het COA, niet de gewenste gedragsverandering gehad. Het betoog van eiser dat hij geen eerdere gesprekken heeft gehad over zijn problemen, volgt de rechtbank dan ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser wordt ten slotte niet gevolgd in zijn betoog dat de opgelegde HTL-maatregel niet proportioneel is. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken van contra-indicaties. Het COA heeft zorgvuldig gehandeld door de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA) voor de HTL-plaatsing te raadplegen en de GZA had geen bezwaar voor opname in de HTL. Bovendien heeft eiser zich vaker overlast gevend gedragen, waarbij de verschillende opgelegde maatregelen blijkens het incident op 27 november 2024, niet het gewenste effect hebben gehad. Dit heeft het COA bij het bestreden besluit betrokken. Eiser heeft ook niet toegelicht waarom de HTL-maatregel onder deze omstandigheden buitenproportioneel is. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit proportioneel is en dat op goede gronden is besloten om eiser in de HTL te plaatsen.