ECLI:NL:RBDHA:2024:9406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
18 juni 2024
Zaaknummer
24.11706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 13 juli 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 maart 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 16 april 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag van verzoeker op 13 januari 2024 geëindigd, maar de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen.

De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling prematuur en leidde dit tot een niet-ontvankelijk beroep. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er daarom geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek van verzoeker wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11706

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 13 juli 2023.
De staatssecretaris heeft op 29 maart 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoeker heeft op 16 april 2024 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
4. Verzoeker heeft de aanvraag ingediend op 13 juli 2023. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoeker op 13 januari 2024 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 29 februari 2024 prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
5. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.