In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 13 juli 2023. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 maart 2024 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 16 april 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag van verzoeker op 13 januari 2024 geëindigd, maar de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. Aangezien de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling prematuur en leidde dit tot een niet-ontvankelijk beroep. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er daarom geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek van verzoeker wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.