In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Eritrese nationaliteit, op 29 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 1 september 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 mei 2024 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de staatssecretaris heeft gereageerd.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is.
De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is berekend op basis van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.