ECLI:NL:RBDHA:2024:9427
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op visumaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 30 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift, dat volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf, ingediend op 26 oktober 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 9 april 2024 het bezwaarschrift kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat verweerder op 9 april 2024 alsnog een inhoudelijk besluit op het bezwaar van eiser heeft genomen. Hierdoor is niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft eiser verweerder op 16 januari 2024 in gebreke gesteld, maar omdat de beslistermijn op dat moment al was verstreken, was deze ingebrekestelling rechtsgeldig. Eiser heeft vervolgens op 30 januari 2024 beroep ingesteld, maar omdat er geen twee weken waren verstreken sinds de schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan was ontvangen, is het beroep te vroeg ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft beslist dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.