ECLI:NL:RBDHA:2024:9427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.3271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op visumaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 30 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift, dat volgde op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf, ingediend op 26 oktober 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 9 april 2024 het bezwaarschrift kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat verweerder op 9 april 2024 alsnog een inhoudelijk besluit op het bezwaar van eiser heeft genomen. Hierdoor is niet gebleken dat eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom, voor zover het zich richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft eiser verweerder op 16 januari 2024 in gebreke gesteld, maar omdat de beslistermijn op dat moment al was verstreken, was deze ingebrekestelling rechtsgeldig. Eiser heeft vervolgens op 30 januari 2024 beroep ingesteld, maar omdat er geen twee weken waren verstreken sinds de schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan was ontvangen, is het beroep te vroeg ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft beslist dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3271

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. Eiser heeft op 30 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift naar aanleiding van de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf van 26 oktober 2022. Verweerder heeft op 9 april 2024 het bezwaarschrift kennelijk ongegrond verklaard.
2. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
3. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

4. Verweerder heeft op 9 april 2024 alsnog een inhoudelijk besluit op het bezwaar van eiser genomen. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is daarom, voor zover het richt tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk.
5. Eiser heeft verweerder op 16 januari 2024 in gebreke gesteld. Op dit moment was de beslistermijn verstreken, [1] zodat de ingebrekestelling rechtsgeldig is. Eiser heeft vervolgens op 30 januari 2024 beroep ingesteld. Hierdoor zijn geen twee weken verstreken sinds de schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2] Het beroep is dus te vroeg ingediend. Het beroep is daarmee kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van A.S.J.I. Hendrickx, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 72, tweede lid en artikel 76, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb