ECLI:NL:RBDHA:2024:9436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.6915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven besluit asielaanvraag in het kader van Dublin-voorprocedure

In deze zaak heeft eiser op 23 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had op 5 september 2022 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 februari 2023 besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de aanvraag. Dit besluit werd door de rechtbank Rotterdam op 20 april 2023 ongegrond verklaard. Op 18 juli 2023 heeft de staatssecretaris eiser geïnformeerd dat Nederland alsnog verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag, omdat eiser niet tijdig was overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening op 4 juli 2023 eindigde, waardoor Nederland vanaf 5 juli 2023 verantwoordelijk werd voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden begon op dat moment te lopen, maar de staatssecretaris heeft deze termijn verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/3. Hierdoor heeft de staatssecretaris in totaal 15 maanden om op de aanvraag te beslissen, met een einddatum van 5 oktober 2024.

Eiser heeft op 29 januari 2024 de staatssecretaris schriftelijk in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 23 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 5 september 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft op 28 februari 2023 besloten om die aanvraag niet in behandeling te nemen omdat Italië verantwoordelijk was voor de aanvraag. Beroep tegen dat besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, bij uitspraak van 20 april 2023 ongegrond verklaard [2] . Op 18 juli 2023 heeft de staatssecretaris eiser bericht dat Nederland alsnog verantwoordelijk is geworden voor de asielaanvraag omdat eiser niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. De staatssecretaris heeft daarbij gemeld dat de asielaanvraag van eiser (in beginsel) alsnog behandeld zal worden in de nationale procedure.
3. Omdat de uiterste overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening [3] voor eiser op 4 juli 2023 eindigde, is Nederland vanaf 5 juli 2023 verantwoordelijk geworden voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag. Dat betekent dat op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vw [4] voor eiser vanaf dat moment de wettelijke beslistermijn van zes maanden is gaan lopen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van WBV 2023/3 [5] de beslistermijn verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [6] geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. In totaal heeft de staatssecretaris dus 15 maanden om op de aanvraag te beslissen. Dat betekent dat de beslistermijn pas op 5 oktober 2024 zal eindigen.
4. Eiser heeft verweerder op 29 januari 2024 schriftelijk in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. De ingebrekestelling is dus te vroeg ingediend. Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.zaaknummer NL23.6117
3.Verordening (EU) nr. 604/2013
4.Vreemdelingenwet 2000
5.besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235