ECLI:NL:RBDHA:2024:9445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22423
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 20 december 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Op 27 mei 2024 heeft de staatssecretaris de maatregel opgeheven, maar eiser bleef van mening dat de bewaring onrechtmatig was en dat hij recht had op schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de bewaring onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de bewaring getoetst en geconcludeerd dat deze tot 10 mei 2024 rechtmatig was. Eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting was en dat hij te lang in bewaring was gehouden. De staatssecretaris heeft echter toegelicht dat de maatregel was opgeheven na een belangenafweging, waarbij werd opgemerkt dat eiser zich passief had opgesteld en geen medewerking had verleend aan zijn uitzetting.

De rechtbank oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren voor de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was in de periode na 10 mei 2024. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat de toezeggingen over opheffing en schadevergoeding niet waren nagekomen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22423

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 20 december 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Op 27 mei 2024 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Verder heeft verweerder op 4 juni 2024 desgevraagd een reactie ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraken van 5 januari 2024, [2] 21 maart 2024, [3] 9 april 2024 [4] en 16 mei 2024. [5] Uit de uitspraak van 16 mei 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 10 mei 2024, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 10 mei 2024.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting. Hij verblijft al veel te lang in bewaring. Aan hem is toegezegd dat de maatregel wordt opgeheven en dat schadevergoeding wordt toegekend, maar hieraan is geen gevolg gegeven.
5. Verweerder heeft desgevraagd toegelicht dat de bewaring op 27 mei 2024 is opgeheven in verband met een gemaakte belangenafweging. Eiser verbleef bijna zes maanden in bewaring en er was nog geen laissez-passer afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten. Ondanks eisers passieve houding is besloten om de maatregel van bewaring niet te verlengen.
6. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te beoordelen periode onrechtmatig is geweest. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ten aanzien van Marokko in het algemeen, of in het bijzonder van eiser, was komen te ontbreken. De omstandigheid dat de bewaring ruim vijf maanden heeft geduurd, is daarvoor onvoldoende. Uit het verslag van het laatste vertrekgesprek van 14 mei 2024 blijkt dat eiser zich passief heeft opgesteld. Hiermee heeft eiser zelf in de weg gestaan van een voortvarende uitzetting.
7. De stelling van eiser dat hem is toegezegd dat de maatregel zou worden opgeheven en dat aan hem schadevergoeding zal worden toegekend, is niet bevestigd door verweerder. Eiser heeft zijn stelling ook niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. Deze grond slaagt niet.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring in de te beoordelen periode op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.