ECLI:NL:RBDHA:2024:9450
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake tijdelijke bescherming en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoeker, met V-nummer [V-nummer], op 3 september 2023 beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat hij vreest dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, per 4 september 2023 is beëindigd. De staatssecretaris had op 3 juli 2023 een voornemen uitgebracht, maar verzoeker trok op 10 september 2023 zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening in. In het kader van het verzoek om voorlopige voorziening vroeg verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen besluit is waartegen het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn gericht. De staatssecretaris heeft aangegeven dat het beroep ten onrechte is ingesteld, aangezien hij nooit een definitief besluit heeft genomen en zijn voornemen heeft laten vallen. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van geheel of gedeeltelijke tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, op 5 juni 2024, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De uitspraak is bekendgemaakt op www.rechtspraak.nl.