ECLI:NL:RBDHA:2024:9454
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
Op 29 september 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen en nu definitief is goedgekeurd, waardoor er geen griffierecht wordt geheven.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De aanvraag is op 19 juli 2022 ingediend, en de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er reden om een langere termijn op te leggen, gezien de bijzondere omstandigheden van gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat nader onderzoek niet nodig is en heeft verzocht om een beslistermijn van vier weken. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd en bepaald dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en dat er een dwangsom van € 100 per dag moet worden betaald voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.