ECLI:NL:RBDHA:2024:9454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL23.30698
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis

Op 29 september 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen en nu definitief is goedgekeurd, waardoor er geen griffierecht wordt geheven.

De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De aanvraag is op 19 juli 2022 ingediend, en de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit bekend te maken, maar in dit geval is er reden om een langere termijn op te leggen, gezien de bijzondere omstandigheden van gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning.

Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat nader onderzoek niet nodig is en heeft verzocht om een beslistermijn van vier weken. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd en bepaald dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en dat er een dwangsom van € 100 per dag moet worden betaald voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Het beroep is gegrond verklaard, en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30698

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser

V-nummer: [V-nummer 1]
Mede namens:
[eiser 2]
V-nummer: [V-nummer 2]
[eiser 3]
V-nummer: [V-nummer 3]
[eiser 4]
V-nummer: [V-nummer 4]
[eiser 5]
V-nummer: [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Eiser heeft op 29 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser heeft het verzoek gedaan om van betaling van het griffierecht te worden vrijgesteld. Eerder heeft de rechtbank dit verzoek voorlopig toegewezen. Gelet op het door eiser ondertekende formulier ziet de rechtbank aanleiding om dit verzoek definitief toe te wijzen. Van eiser zal dan ook geen griffierecht worden geheven.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 19 juli 2022. Verweerder heeft de ontvangst bevestigd op 9 augustus 2022. Verweerder had op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vw [2] uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is verstreken zonder dat een besluit is genomen. Eiser heeft verweerder op 2 juni 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023. [3] Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen. De rechtbank hanteert daarbij de uitgangspunten zoals geformuleerd in de eerder genoemde uitspraak van zittingsplaats Arnhem.
6. In dit geval heeft verweerder in het verweerschrift aangegeven dat nader onderzoek vooralsnog niet nodig is. Verweerder heeft daarom in zijn verweerschrift van 18 oktober 2023 verzocht om een beslistermijn van vier weken om een besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder thans binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Eiser verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
8. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiser verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
9. Het beroep is kennelijk gegrond. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag ten behoeve van eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7500,-
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan op 5 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.