ECLI:NL:RBDHA:2024:9456
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdig beslissen op aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan zijn echtgenote en hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser had zijn aanvraag op 7 augustus 2023 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 5 februari 2024 een besluit had moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 12 februari 2024 in gebreke gesteld en op 1 maart 2024 beroep ingesteld, wat tijdig was omdat er twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de bijzondere omstandigheden, verweerder binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van €100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van €7.500. Eiser heeft ook verzocht om de verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen, wat resulteerde in een bedrag van €1.442. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser vastgesteld op €437,50 en bepaald dat verweerder het griffierecht van €187 moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 5 juni 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.