ECLI:NL:RBDHA:2024:9487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.17330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van eiser met Gambiaanse nationaliteit, geen nieuwe feiten of omstandigheden, eerdere verklaringen onderbouwd met documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herhaalde asielaanvraag van eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende man. Eiser had op 25 augustus 2023 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 april 2024 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 30 mei 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser heeft in eerdere procedures al meerdere keren geprobeerd zijn asielverzoek te onderbouwen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de aanvraag kunnen ondersteunen. Eiser heeft weliswaar documenten ingediend, zoals video’s en foto’s van zijn vader, maar de rechtbank stelt vast dat deze niet kunnen bijdragen aan de onderbouwing van zijn identiteit en asielrelaas. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de door eiser overgelegde documenten niet voldoende zijn om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van de staatssecretaris terecht is en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.17330

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. R. Vreijsen).

Procesverloop

1. Verweerder heeft bij besluit van 14 april 2024 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van 25 augustus 2023 van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
2. Eiser heeft op 19 april 2024 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. [naam 1] trad op als tolk.

Overwegingen

4. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1979 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft al meerdere asielprocedures in Nederland doorlopen. Op 25 augustus 2023 heeft hij een herhaalde asielaanvraag ingediend.
Totstandkoming van het bestreden besluit
5. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat zijn leven is gevaar is als hij terugkeert naar Gambia. Hij wordt bedreigd omdat hij de zoon is van een voormalig minister van Justitie in Gambia, die strafrechtelijk is veroordeeld is en geld aan hem zou hebben doorgesluisd. In zijn gehoren op 8 september en 22 november 2023 heeft eiser verklaard dat er zich ten opzichte van zijn vorige procedures geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan. Wel stelt hij dat hij, in tegenstelling tot eerdere procedures, nu de familieband met zijn vader en zijn verklaringen over het gevaar dat hij loopt bij terugkeer naar Gambia, kan onderbouwen. Hij heeft twee video’s en twee foto’s overgelegd waarop zijn vader te zien zou zijn. In zijn zienswijze, ingediend op 8 april 2024, heeft eiser verklaard dat de geboorteakte, waarvan in een eerdere procedure alleen een foto was overgelegd, en een tegen eiser uitgevaardigd Gambiaans arrestatiebevel uit 2015, per post op weg waren naar Nederland. Hij heeft in dit verband aan verweerder om uitstel van twee weken gevraagd, om de genoemde documenten aan het dossier te kunnen toevoegen.
6. In het bestreden besluit van 14 april 2024 overweegt verweerder dat er meer dan twee weken zijn verstreken sinds eiser heeft gevraagd om uitstel voor het ontvangen en indienen van de originele geboorteakte en het arrestatiebevel. Omdat er intussen niets is ontvangen blijft het voornemen ongewijzigd. Verweerder verklaart de asielaanvraag niet-ontvankelijk onder verwijzing naar artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
Gronden van beroep
7. Eiser voert aan dat verweerder zijn besluit onjuist en onvolledig heeft gemotiveerd omdat hij ten onrechte heeft overwogen dat er sinds de indiening van de zienswijze twee weken zijn verstreken en er in die tijd geen nieuwe documenten zijn overgelegd die eisers identiteit kunnen aantonen of onderbouwen. Verweerder heeft het bestreden besluit minder dan een week na de indiening van de zienswijze genomen. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij de geboorteakte waarover in de zienswijze wordt gesproken alsnog wil overleggen. Hij verzoekt de rechtbank middels het toepassen van een bestuurlijke lus deze akte alsnog toe te laten in de procedure en door verweerder te laten onderzoeken op echtheid. Hetzelfde geldt voor een certificaat van de burgerlijke stand van Gambia uit 2021 waarover hij sinds kort de beschikking heeft.
De rechtbank oordeelt als volgt.
8. De rechtbank stelt voorop dat zij niet zal treden in onderdelen van eisers betoog die al in vorige procedures aan de orde zijn geweest en inmiddels in rechte zijn komen vast te staan. Zij verwijst hierbij in het bijzonder naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 17 september 2021waar als volgt is overwogen. “Het door eiser overgelegde geboortebewijs – daargelaten de echtheid ervan – toont evenmin aan dat eiser de zoon is van [naam 2] (…), zodat dit document niet kan leiden tot een ander oordeel.” [1] Deze uitspraak is op 7 oktober 2021 bevestigd door de Afdeling. [2] Het feit dat eiser thans kan beschikken over het originele document, dat door verweerder op echtheid zou kunnen worden gecontroleerd, maakt niet dat de rechtbank daar anders over oordeelt. Er is geen aanleiding om verweerder op te dragen het document op echtheid te laten controleren, als op voorhand vaststaat dat het niet kan bijdragen aan de onderbouwing van eisers gestelde identiteit en asielrelaas.
9. In zijn zienswijze op het voornemen, ingediend op 12 maart 2024, stelt eiser zich op het standpunt dat hij vooralsnog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vader degene is die spreekt op de video’s en dat zijn vader de ex-minister van Justitie in Gambia is. Hij meent met de originele geboorteakte en het arrestatiebevel, per post onderweg naar Nederland, deze onderbouwing wel te kunnen geven. Ter zitting heeft eiser getoond dat hij de geboorteakte inmiddels in zijn bezit heeft. Hij heeft dit op of rond 23 mei 2024 ontvangen. Het arrestatiebevel heeft hij nog steeds niet. Wel verklaart hij dat hij nu beschikt over een ander document, een certificaat uit 2021 van de burgerlijke stand in Gambia. Dit document is niet aan het digitale dossier toegevoegd.
10. Op basis van deze verklaringen en de daaruit te halen tijdslijn, stelt de rechtbank vast dat het voor het bestreden besluit niet had uitgemaakt of verweerder daadwerkelijk twee weken had gewacht op de aanvullende stukken van eiser. De gevraagde extra termijn voor het aanvullen van de stukken zou, indien verweerder al akkoord was gegaan met dit verzoek, zijn afgelopen op 22 april 2024. Op dat moment beschikte eiser nog over geen van de genoemde documenten. Bovendien hecht de rechtbank belang aan het gegeven dat eiser al sinds 2019 in Nederland is en al meerdere keren de kans heeft gehad om zijn identiteit en asielrelaas met documenten te onderbouwen. Er wordt in die omstandigheid geen aanleiding gezien om de behandeling van de zaak aan te houden en via een zogenaamde bestuurlijke lus verweerder opdracht te geven de geboorteakte en het onder punt 9 genoemde certificaat van de burgerlijke stand alsnog te onderzoeken op echtheid.
11. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit een kennelijke verschrijving bevat, waar wordt gesteld dat er twee weken zijn verstreken sinds de indiening van de zienswijze, maar dat dit geen gebrek is dat de rechtmatigheid van het besluit aantast. Er is dan ook geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.