In deze zaak heeft eiser op 1 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel ‘arbeid als zelfstandige’. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvraag bij besluit van 22 augustus 2022 niet in behandeling genomen. Eiser heeft hiertegen op 15 september 2022 bezwaar aangetekend en op 20 september 2022 verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, bij besluit van 21 oktober 2022 heeft de staatssecretaris het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank Den Haag heeft in deze uitspraak het beroep van eiser tegen het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Bovendien heeft eiser geen kopie van het bestreden besluit overgelegd, wat ook een vereiste is bij het indienen van een beroepschrift. De rechtbank heeft eiser in een eerdere brief verzocht om dit verzuim te herstellen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvindt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp en openbaar gemaakt op 10 juni 2024.