In deze zaak heeft verzoekster op 25 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor haarzelf en haar kinderen. De aanvraag was ingediend door Omar Raslan, de referent. Op 11 maart 2024 heeft de staatssecretaris de aanvraag ingewilligd, waardoor verzoekster het beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, wat de rechtbank heeft beoordeeld.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en verzoekster geheel tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Dit bedrag is berekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de staatssecretaris verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 12 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier.