ECLI:NL:RBDHA:2024:9508
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning niet ontvankelijk verklaard wegens ontbreken beroepsgronden
In deze zaak heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. Eiser heeft vervolgens op 15 september 2022 een bezwaarschrift ingediend, maar dit bezwaar is bij besluit van 6 juli 2023 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, heeft op 17 juni 2024 uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen dit bestreden besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiser de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Eiser is in de gelegenheid gesteld om de gronden van het beroep binnen een bepaalde termijn in te dienen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het adres waarop eiser was aangeschreven niet correct was, maar heeft eiser desondanks opnieuw verzocht om de gronden in te dienen. Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024.