ECLI:NL:RBDHA:2024:9512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23-4628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verlenging verblijfsvergunning voor zelfstandige zonder machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag werd echter afgewezen omdat eiser niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 13 april 2023 verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft ingegaan op de bezwaren van eiser. Eiser heeft in beroep niet voldoende onderbouwd waarom de motivering van het bestreden besluit onjuist zou zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de aanvraag heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/4628

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. Bij besluit van 10 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlenging van een verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige afgewezen.
2. Bij besluit van 13 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
3. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit.
4. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

6. Eiser is geboren op [datum] 1980 en heeft de Turkse nationaliteit.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard omdat eiser niet beschikt over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en verweerder geen aanleiding ziet om eiser daarvan vrij te stellen. De aanvraag van eiser is daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
8. Eiser voert daartegen aan dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen. Hij verzoekt daarbij de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd. Nu eiser deze grond in beroep niet nader heeft onderbouwd en evenmin heeft aangegeven waarom de motivering van het bestreden besluit op deze punten onjuist is, kan de enkele verwijzing daarnaar niet leiden tot het daarmee door eiser beoogde resultaat. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, op 10 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.