ECLI:NL:RBDHA:2024:9512
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verlenging verblijfsvergunning voor zelfstandige zonder machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 10 januari 2023 een aanvraag ingediend voor de verlenging van zijn verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag werd echter afgewezen omdat eiser niet beschikte over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 13 april 2023 verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de staatssecretaris gemotiveerd heeft ingegaan op de bezwaren van eiser. Eiser heeft in beroep niet voldoende onderbouwd waarom de motivering van het bestreden besluit onjuist zou zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de aanvraag heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 10 juni 2024. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.