ECLI:NL:RBDHA:2024:9514
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag
In deze zaak hebben eisers op 27 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb stelt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen, en er twee weken zijn verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan.
Eiser heeft op 24 juli 2023 een mvv-aanvraag ingediend, welke op 17 augustus 2023 door verweerder is bevestigd. Verweerder had op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Dit betekende dat verweerder uiterlijk op 15 februari 2024 een besluit had moeten nemen. Eiser heeft verweerder op 25 januari 2024 voor het eerst in gebreke gesteld, maar deze ingebrekestelling was prematuur omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Pas op 21 februari 2024 heeft eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld.
De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag niet-ontvankelijk is, omdat er tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroepschrift geen twee weken zijn verstreken. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en deze uitspraak is gedaan op 13 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.