ECLI:NL:RBDHA:2024:9517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag en ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor haar en haar minderjarige kinderen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft op 14 juni 2023 een aanvraag ingediend, waarop verweerder op 22 juni 2023 een bevestiging van ontvangst heeft gestuurd. De beslistermijn van 90 dagen, zoals bepaald in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), is door verweerder met 3 maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 20 december 2023 genomen had moeten worden.
Eiseres heeft verweerder op 14 december 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Hierdoor voldeed eiseres niet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, wat leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan op 13 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.