ECLI:NL:RBDHA:2024:9518
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers op 26 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres in het kader van nareis. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft op 25 juli 2023 een aanvraag ingediend, welke door verweerder op 31 juli 2023 is ontvangen. Verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 29 januari 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, is verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld op 9 februari 2024 en is het beroep tijdig ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank heeft ook bepaald dat het door eisers betaalde griffierecht van € 187 moet worden vergoed. Deze uitspraak is gedaan op 13 juni 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.