ECLI:NL:RBDHA:2024:9520
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake mvv-aanvraag in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 17 juni 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 2 augustus 2023 een aanvraag ingediend, waarop verweerder op dezelfde dag een bevestiging van ontvangst heeft gestuurd. De beslistermijn was 90 dagen, welke termijn door verweerder met 3 maanden is verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 31 januari 2024 genomen had moeten worden.
Eiser heeft verweerder op 18 januari 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. Dit maakt de ingebrekestelling prematuur, wat betekent dat niet voldaan is aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb voor het instellen van beroep. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en bekendgemaakt op 13 juni 2024.