ECLI:NL:RBDHA:2024:9525
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning regulier voor zelfstandige
In deze zaak heeft eiser op 7 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag is op 2 mei 2022 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft vervolgens bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar is bij besluit van 27 november 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepsgronden te laat zijn ingediend. Eiser had op 13 december 2023 een herstelverzuimbrief ontvangen, waarin hem een termijn van vier weken werd gegeven om de gronden in te dienen. De deadline hiervoor was 10 januari 2024, maar eiser heeft de gronden pas op 11 januari 2024 ingediend.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op 13 juni 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, waarbij zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen.