ECLI:NL:RBDHA:2024:9533
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in asielzaken van gezinsleden met samenhangende beroepen
In deze zaak hebben verzoekers, bestaande uit een gezin, asiel aangevraagd in Nederland op 14 januari 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 9 november 2022 afgewezen. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld in vijf afzonderlijke procedures. Op 26 april 2024 heeft de staatssecretaris de bestreden besluiten ingetrokken, waarna verzoekers op 13 mei 2024 hun beroepen hebben ingetrokken. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De staatssecretaris heeft een proceskostenvergoeding van € 875 aangeboden, maar verzoekers hebben dit bedrag als te laag ervaren, gezien de tijd die zij hebben besteed aan de procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dossiers van de gezinsleden grote gelijkenissen vertonen, maar ook unieke elementen bevatten. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is om de standaard proceskostenvergoeding te vermenigvuldigen met een factor 1,5, omdat er vijf samenhangende beroepen zijn ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 1.312,50 aan proceskosten aan verzoekers.