In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 mei 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, de moeder en de vader, gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die momenteel verblijft bij de [instelling]. De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 2 oktober 2023, al zorgen geuit over de thuissituatie van [minderjarige]. De moeder heeft ingestemd met het verblijf van [minderjarige] bij de [instelling] en accepteert de hulp die wordt geboden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder zonder machtiging tot uithuisplaatsing inziet dat [minderjarige] momenteel niet thuis kan wonen, wat een belangrijke overweging is in deze zaak.
De kinderrechter heeft de procedure gevolgd, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. M.J. Zennipman. De vader was niet aanwezig, maar was wel opgeroepen. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] in de thuissituatie meegewogen en geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de opvoedbehoeften van [minderjarige] adequaat te vervullen. De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar toegewezen, maar heeft het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. Dit is gedaan om te voorkomen dat de ouders het gevoel krijgen dat zij gedwongen worden tot samenwerking, terwijl zij in feite instemmen met de huidige situatie. De kinderrechter heeft benadrukt dat de instemming van de ouders cruciaal is voor het welzijn van [minderjarige].