ECLI:NL:RBDHA:2024:9624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22264
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 januari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om zijn stelling dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft te onderbouwen. De Algerijnse autoriteiten hebben echter aangegeven dat zij zijn nationaliteit niet kunnen bevestigen. Eiser heeft geen documenten kunnen overleggen die zijn stelling ondersteunen, en de rechtbank concludeert dat het zicht op uitzetting naar Algerije nog steeds aanwezig is. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was, maar heeft dit niet kunnen vaststellen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 juni 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22264
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: J.M.M. van Gils).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 18 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd en vervolgens heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1973.
2. Deze zittingsplaats van de rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van 9 februari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:2747) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. Eiser meent dat het zicht op zijn uitzetting naar Algerije ontbreekt, omdat de autoriteiten van Algerije te kennen hebben gegeven dat zij zijn nationaliteit niet hebben kunnen bevestigen. Volgens eiser kan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State (ABRvS) van 6 mei 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1892) niet worden gevolgd. De Algerijnse autoriteiten geven namelijk slechts in minimale mate laissez passers (lp) af aan vreemdelingen die niet gedocumenteerd zijn en in detentie verblijven.
4. De rechtbank volgt eiser niet. Zij overweegt daartoe dat het aan eiser is om zijn stelling dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft te onderbouwen. Dit vooral omdat de Algerijnse autoriteiten zijn gestelde nationaliteit niet hebben kunnen bevestigen en eiser desondanks persisteert bij zijn stelling. De enkele verklaring van eiser dat hij in dit verband geen documenten kan overleggen, volstaat dan niet. De opstelling van eiser staat vooralsnog in de weg aan de mogelijkheid om hem uit te zetten. Dit maakt dat het zicht op zijn uitzetting nog steeds kan worden aangenomen. Wanneer eiser zijn identiteit en nationaliteit met documenten kan onderbouwen, zal de kans op afgifte van een lp toenemen. Dit ongeacht de omstandigheid dat hij zich thans in detentie bevindt.
5. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 juni 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.