ECLI:NL:RBDHA:2024:9631
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Plaatsing in Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) en vrijheidsbeperkende maatregel voor asielzoeker na incidenten met grote impact
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de plaatsing van een asielzoeker in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) en de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De eiser, een Gambiaanse asielzoeker, was eerder negatief in beeld gekomen bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) door meerdere incidenten, waaronder fysieke en verbale agressie. Op 29 april 2024 vond een ernstig incident plaats waarbij eiser zich extreem agressief gedroeg tegenover een beveiligingsmedewerker, wat leidde tot de beslissing van het COa om eiser met ingang van 2 mei 2024 in de HTL te plaatsen.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser tegen zowel het plaatsingsbesluit als de vrijheidsbeperkende maatregel ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het COa op goede gronden heeft besloten tot plaatsing in de HTL, gezien de ernst van het gedrag van eiser en de impact van het incident op de betrokken medewerker. Eiser heeft tijdens de zitting betoogd dat het incident niet zo ernstig was en dat de tijd tussen het incident en de plaatsing een indicatie zou zijn van de ernst ervan. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de feitelijke verslaglegging van het incident door het COa voldoende was om de plaatsing te rechtvaardigen.
De rechtbank benadrukte dat de vrijheidsbeperkende maatregel rechtmatig was, aangezien deze verwees naar het plaatsingsbesluit, dat op zijn beurt goed gemotiveerd was. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de rechtbank zouden kunnen overtuigen van de onrechtmatigheid van de vrijheidsbeperkende maatregel. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.