ECLI:NL:RBDHA:2024:9670

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
24.11703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Iraanse nationaliteit, op 27 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser werd bij brief van 25 oktober 2023 toegelaten tot de nationale procedure. Op 1 maart 2024 heeft eiser de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit. De staatssecretaris heeft echter geen verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 27 november 2022 en is op 22 oktober 2023 toegelaten tot de nationale procedure. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigt op 22 april 2024. De ingebrekestelling van 1 maart 2024 is prematuur ingediend, aangezien de beslistermijn is verlengd met negen maanden door de staatssecretaris.

De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11703

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Iraanse nationaliteit,
v-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eiser heeft op 27 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van en verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij brief van 25 oktober 2023 is eiser toegelaten tot de nationale procedure.
Eiser heeft de staatssecretaris bij brief van 1 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 18 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van het besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald, dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend op 27 november 2022. Bij brief van 25 oktober 2023 is eiser met ingang van 22 oktober 2023 [1] toegelaten tot de nationale procedure. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiser eindigen op 22 april 2024. De ingebrekestelling van 1 maart 2024 is dan ook prematuur ingediend. Daarbij acht de rechtbank het van belang op te merken dat de staatssecretaris, met inwerkingtreding van het WBV 2023/3, de beslistermijn van asielaanvragen, ingediend tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2024, met negen maanden heeft verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 11 april 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:5087) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen aanleiding om in deze zaak van dat oordeel af te wijken. De verlenging van de beslistermijn is daarom rechtsgeldig. Dit betekent dat de wettelijke beslistermijn om te beslissen op de aanvraag van eiser zal verstrijken op 22 januari 2025.
5. Omdat de ingebrekestelling van 1 maart 2024 prematuur is ingediend, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Uit de aangehaalde brief blijkt dat Italië op 21 april 2023 akkoord ging met de overname van eiser. De overdrachtstermijn eindigde derhalve op 21 oktober 2023.