ECLI:NL:RBDHA:2024:9674
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.W.B. Heijmans
- K.H.M.M. Otten
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht met betrekking tot zicht op uitzetting naar Algerije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 18 juni 2024, wordt de maatregel van bewaring van de eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, getoetst. De maatregel van bewaring is op 29 maart 2024 opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij de rechtbank op 15 april 2024 al had geoordeeld dat de maatregel rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in die zaak. Eiser heeft nu opnieuw beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 12 juni 2024 gesloten en de zaak niet op zitting behandeld. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de vraag of er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is, omdat de Algerijnse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de aanvraag voor een laissez-passer. De rechtbank oordeelt echter dat er sinds de aanvraag slechts enkele maanden zijn verstreken en dat de autoriteiten van Algerije enige tijd gegund moet worden om de aanvraag te verwerken. Bovendien blijkt uit de voortgangsrapportage dat eiser niet heeft meegewerkt aan een presentatie die onderdeel is van het uitzettingsproces.
De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen reden is om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting bestaat. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier, en is openbaar gemaakt op 18 juni 2024.