4.2.Daarnaast voert eiser aan dat hij dingen over Eiye heeft verklaard die geheim moesten worden gehouden voor de buitenwereld. Hij vreest bij terugkeer naar Nigeria dan ook voor de consequenties daarvan vanuit de overheid en vanuit Eiye. Het enkele feit dat eiser al zo lang uit Nigeria weg is, terwijl alle overige leden van de groep waarmee eiser in de cult zat al dood zijn ofwel in de gevangenis zitten, zal maken dat eiser direct zal opvallen bij terugkeer in Nigeria.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen de door verweerder aangenomen ongeloofwaardigheid van zijn asielmotieven, en dan met name zijn vrees voor Odion Ogbesia, dan wel Christophan Obia en zijn de vrees voor de vader en broer van Happiness. De rechtbank laat daarom die onderdelen verder onbesproken.
6. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen het aan hem opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod, zodat de rechtbank deze onderdelen van het bestreden besluit ook onbesproken laat.
Beroepsgrond 1: lijfsbehoud & zelfverdediging
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder eiser in het bestreden besluit in verband heeft gebracht met wrede en onmenselijke behandeling en (zware) mishandeling. Volgens verweerder moeten de door eiser gepleegde misdrijven worden aangemerkt als ernstige niet politieke misdrijven. Deze conclusie is tot stand gekomen op grond van de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens de verschillende gehoren en op grond van de bevindingen van het naar aanleiding van die verklaringen ingestelde onderzoek. Eiser heeft die conclusie van verweerder in zijn beroepsgronden niet betwist en op zitting bovendien bevestigd dat hij het bestreden besluit op dit punt niet aanvecht, waardoor de rechtbank er in haar beoordeling vanuit gaat dat eiser de gestelde misdrijven inderdaad heeft gepleegd en dat het gaat om ernstige niet politieke misdrijven als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Verder stelt de rechtbank voorop dat eiser geen beroepsgrond heeft gericht tegen de zorgvuldigheid van het gehoor en name de omstandigheid dat verweerder eiser in het gehoor niet heeft voorgehouden dat zal worden onderzocht of uit zijn verklaringen indicaties blijken om artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag tegen te werpen. De rechtbank heeft dit ter zitting wel besproken met partijen, maar omdat er in het geheel geen gronden tegen zijn gericht, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
8. De rechtbank overweegt dat omdat de handelingen die eiser persoonlijk heeft verricht, door verweerder als misdrijven zoals bedoeld in artikel 1F, onder b, van het Vluchtelingenverdrag konden worden aangemerkt, dan de vraag aan de orde is of eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze misdrijven. Om te bepalen of eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor de betreffende ernstige, niet politieke, misdrijven en daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderzoekt verweerder of de vreemdeling weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het betreffende misdrijf (‘
knowing participation’) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (‘
personal participation’).
9. Eiser betwist niet dat er bij hem sprake is van
‘knowing participation’en ‘
personal participation’, zo heeft hij op zitting verduidelijkt. Wel doet eiser een beroep op lijfbehoud en zelfverdediging. Een geslaagd beroep hierop vrijwaart eiser alsnog van verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde misdrijven, met als gevolg dat verweerder artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag niet aan hem kon tegenwerpen en zijn asielaanvraag kon afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000. De rechtbank overweegt als volgt over het door eiser gedane beroep op lijfbehoud en zelfverdediging.
10. Uit paragraaf C2/7.10.2.5 van de Vc 2000 volgt dat als de vreemdeling aanvoert dat hij gedwongen is tot het plegen van misdrijven of wanneer deze aanvoert uit zelfverdediging misdrijven als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag te hebben gepleegd, hij niet gevrijwaard wordt van verantwoordelijkheid, als sprake is van in ieder geval één van de daarin genoemde situaties.
11. Eiser is lid geworden van de Eiye toen hij ongeveer 18 jaar oud was. Volgens eiser was hij op dat moment nog net 17 jaar oud, maar dat is voor de rechtbank geen doorslaggevend argument. Het maakt immers voor de vraag of eiser een beroep kan doen op paragraaf C2/7.10.2.5 van de Vc 2000 geen wezenlijk verschil of eiser net wel of niet meerderjarig was. Eiser heeft immers niet onderbouwd dat, als ervanuit moet worden gegaan dat hij nog 17 jaar was toen hij bij Eiye ging, daaruit al zou blijken van dwang en/of handelen uit zelfverdediging. Over de door eiser gestelde dwang overweegt de rechtbank verder dat eiser hierover tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat een schoolvriend eiser in contact heeft gebracht met de Eiye, voordat hij werd toegelaten tot het hoger onderwijs. Deze schoolvriend heeft eiser voorbereid op hoe het gaat op school en hem verteld dat hij alleen beschermd wordt tegen onderdrukking op school als hij lid zou worden van een cult. Ook heeft eiser verklaard dat hij wist wat Eiye voor een groep was voordat hij zich bij hen aansloot en dat hij wist dat zij geweld gebruikte. Van enige dwang vanuit die schoolvriend of Eiye om toe te treden is de rechtbank niet gebleken. Weliswaar heeft eiser op pagina 34 van het nader gehoor verklaard: “ik ben in eerste instantie niet uit vrije wil bij de cult gegaan”, maar die verklaring is op zichzelf onvoldoende afgezet tegen de overige en meer specifieke verklaringen van eiser als het gaat om zijn situatie rondom toetreding.