ECLI:NL:RBDHA:2024:9702

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
NL23.15359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ernstige niet-politieke misdrijven en lidmaatschap van cultgroep in Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2024 uitspraak gedaan in het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De eiser, die lid was van de cultgroep Eiye, had zijn aanvraag ingediend op basis van vrees voor vervolging bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was, omdat de eiser ernstige niet-politieke misdrijven had gepleegd, zoals (groeps)verkrachting en geweld. De rechtbank stelde vast dat de eiser geen gronden had aangevoerd tegen de aannames van de staatssecretaris dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand bleef. De eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.15359

Uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] (V-nummer: [v-nummer] ), eiser,

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 17 mei 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Daarnaast heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaren.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen [2] .
De gronden van beroep zijn op 2 juni 2023 ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P.A. Oronsaye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Op 13 september 2021 heeft eiser zijn eerder genoemde aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eiser is geboren [geboorteplaats] in Nigeria. Op 2 augustus 2015 heeft hij Nigeria verlaten.
Hij heeft verklaard dat hij vanaf ongeveer 2010 tot zijn vertrek uit Nigeria in augustus 2015 lid is geweest van (de plaatselijke afdeling van) de cultgroep Eiye [3] (verder: Eiye). Eiser heeft bij Eiye sinds 2010 verschillende functies vervuld en verschillende werkzaamheden verricht. Eiser stelt dat hij is begonnen in de functie van ‘duif’ en in ongeveer 2013 is gepromoveerd tot assistent zonehoofd. Verder heeft eiser verklaard dat hij, in beide functies, heeft meegedaan aan veel gewelddadige gevechtsacties waarbij hij mensen (zwaar) heeft mishandeld met messen, flessen en vuurwapens, mogelijk met de dood tot gevolg. Ook heeft eiser verklaard dat hij deelnam aan gewelddadige inwijdingsrituelen waarbij minderjarigen slachtoffer werden van (groeps)verkrachtingen.
2.1.
In zijn tijd bij Eiye heeft eiser deelgenomen aan een (groeps)verkrachting van een minderjarig meisje genaamd Happiness. Dit meisje is zwanger geworden en eiser wordt gezien als de vader van het kind. Eiser heeft verklaard dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor de vader van het meisje, die aangifte heeft gedaan van verkrachting en heeft verklaard dat hij eiser wil vermoorden. Daarnaast vreest eiser voor de broer van het meisje, die lid is van een rivaliserende cult genaamd de Vikings. De Vikings hebben de oorlog verklaard aan de Eiye. Ook vreest eiser de autoriteiten van Nigeria. Voor zijn vertrek is eiser gearresteerd wegens de verkrachting, maar hij is op borgtocht vrijgelaten in afwachting van zijn voorgeleiding. Hij vreest de strafrechtelijke vervolging en stelt dat de autoriteiten hem willen gebruiken als zondebok.
2.2.
Tenslotte vreest eiser voor Odion Ogbesia die hem heeft geholpen uit Nigeria te vluchten en aan wie hij veel geld verschuldigd is, dat hij niet kan (terug)betalen. Om deze reden zou Odion Ogbesia eiser willen vermoorden, waartoe hij al een poging heeft gedaan toen eiser in Duitsland verbleef.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond [4] . Volgens verweerder vormt eiser een gevaar voor de openbare orde, omdat ten aanzien van hem ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag [5] . Verweerder heeft eiser in verband gebracht met ernstige niet-politieke misdrijven als bedoeld in artikel 1F, aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag.
3.1.
Daarnaast heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting naar Nigeria een reëel risico loopt op een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Verder heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het individuele gedrag van eiser een actuele, werkelijk en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de samenleving. Volgens verweerder is daarom het onthouden van een vertrektermijn aan eiser gerechtvaardigd. Ook heeft verweerder bepaald dat aan eiser een inreisverbod voor de duur van tien jaren moet worden opgelegd.
Standpunt eiser
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat hij in januari 2010 lid is geworden van Eiye. Op dat moment was hij slechts 17 jaar oud en dus nog minderjarig. Via een schoolvriend is eiser in contact gebracht met Eiye. Deze vriend heeft aan eiser duidelijk gemaakt dat alleen door toetreding tot de cult hij beschermd zou worden tegen onder meer andere cults en onderdrukking door oudere studenten. Als student aan de universiteit was het praktisch onmogelijk om buiten het verenigingsleven te blijven dat is georganiseerd rondom de cults. Naar de mening van eiser verwijst verweerder daarbij naar een verouderd en achterhaald algemeen ambtsbericht uit 2011. Eiser zelf verwijst in dat kader naar het algemeen ambtsbericht Nigeria uit 2023, waaruit onder meer blijkt hoe moeilijk het (inmiddels) is om een cult te verlaten. Het lidmaatschap van een cult wordt gezien als iets voor het leven. Het verlaten van een cult is niet mogelijk zonder vaak ernstige consequenties. Eiser vreest dan ook voor zijn leven omdat hij Nigeria heeft verlaten en daarmee de cult de rug heeft toegekeerd.
4.1.
Eiser stelt verder dat de functies die hij binnen Eiye heeft bekleed niet dusdanig hoge functies waren binnen de organisatie dat hij geheel zelfstandig beslissingen kon of mocht nemen. Hij moest volledige gehoorzaamheid afleggen aan de leiders van Eiye en hij moest alles doen en uitvoeren wat er door hen werd verlangd.
4.2.
Daarnaast voert eiser aan dat hij dingen over Eiye heeft verklaard die geheim moesten worden gehouden voor de buitenwereld. Hij vreest bij terugkeer naar Nigeria dan ook voor de consequenties daarvan vanuit de overheid en vanuit Eiye. Het enkele feit dat eiser al zo lang uit Nigeria weg is, terwijl alle overige leden van de groep waarmee eiser in de cult zat al dood zijn ofwel in de gevangenis zitten, zal maken dat eiser direct zal opvallen bij terugkeer in Nigeria.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen de door verweerder aangenomen ongeloofwaardigheid van zijn asielmotieven, en dan met name zijn vrees voor Odion Ogbesia, dan wel Christophan Obia en zijn de vrees voor de vader en broer van Happiness. De rechtbank laat daarom die onderdelen verder onbesproken.
6. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen het aan hem opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod, zodat de rechtbank deze onderdelen van het bestreden besluit ook onbesproken laat.
Beroepsgrond 1: lijfsbehoud & zelfverdediging
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder eiser in het bestreden besluit in verband heeft gebracht met wrede en onmenselijke behandeling en (zware) mishandeling. Volgens verweerder moeten de door eiser gepleegde misdrijven worden aangemerkt als ernstige niet politieke misdrijven [6] . Deze conclusie is tot stand gekomen op grond van de verklaringen die eiser heeft afgelegd tijdens de verschillende gehoren en op grond van de bevindingen van het naar aanleiding van die verklaringen ingestelde onderzoek. Eiser heeft die conclusie van verweerder in zijn beroepsgronden niet betwist en op zitting bovendien bevestigd dat hij het bestreden besluit op dit punt niet aanvecht, waardoor de rechtbank er in haar beoordeling vanuit gaat dat eiser de gestelde misdrijven inderdaad heeft gepleegd en dat het gaat om ernstige niet politieke misdrijven als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Verder stelt de rechtbank voorop dat eiser geen beroepsgrond heeft gericht tegen de zorgvuldigheid van het gehoor en name de omstandigheid dat verweerder eiser in het gehoor niet heeft voorgehouden dat zal worden onderzocht of uit zijn verklaringen indicaties blijken om artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag tegen te werpen. De rechtbank heeft dit ter zitting wel besproken met partijen, maar omdat er in het geheel geen gronden tegen zijn gericht, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
8. De rechtbank overweegt dat omdat de handelingen die eiser persoonlijk heeft verricht, door verweerder als misdrijven zoals bedoeld in artikel 1F, onder b, van het Vluchtelingenverdrag konden worden aangemerkt, dan de vraag aan de orde is of eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze misdrijven. Om te bepalen of eiser verantwoordelijk kan worden gehouden voor de betreffende ernstige, niet politieke, misdrijven en daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag onderzoekt verweerder of de vreemdeling weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het betreffende misdrijf (‘
knowing participation’) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (‘
personal participation’). [7]
9. Eiser betwist niet dat er bij hem sprake is van
‘knowing participation’en ‘
personal participation’, zo heeft hij op zitting verduidelijkt. Wel doet eiser een beroep op lijfbehoud en zelfverdediging. Een geslaagd beroep hierop vrijwaart eiser alsnog van verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde misdrijven, met als gevolg dat verweerder artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag niet aan hem kon tegenwerpen en zijn asielaanvraag kon afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000. De rechtbank overweegt als volgt over het door eiser gedane beroep op lijfbehoud en zelfverdediging.
10. Uit paragraaf C2/7.10.2.5 van de Vc 2000 volgt dat als de vreemdeling aanvoert dat hij gedwongen is tot het plegen van misdrijven of wanneer deze aanvoert uit zelfverdediging misdrijven als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag te hebben gepleegd, hij niet gevrijwaard wordt van verantwoordelijkheid, als sprake is van in ieder geval één van de daarin genoemde situaties.
11. Eiser is lid geworden van de Eiye toen hij ongeveer 18 jaar oud was. Volgens eiser was hij op dat moment nog net 17 jaar oud, maar dat is voor de rechtbank geen doorslaggevend argument. Het maakt immers voor de vraag of eiser een beroep kan doen op paragraaf C2/7.10.2.5 van de Vc 2000 geen wezenlijk verschil of eiser net wel of niet meerderjarig was. Eiser heeft immers niet onderbouwd dat, als ervanuit moet worden gegaan dat hij nog 17 jaar was toen hij bij Eiye ging, daaruit al zou blijken van dwang en/of handelen uit zelfverdediging. Over de door eiser gestelde dwang overweegt de rechtbank verder dat eiser hierover tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat een schoolvriend eiser in contact heeft gebracht met de Eiye, voordat hij werd toegelaten tot het hoger onderwijs. Deze schoolvriend heeft eiser voorbereid op hoe het gaat op school en hem verteld dat hij alleen beschermd wordt tegen onderdrukking op school als hij lid zou worden van een cult. Ook heeft eiser verklaard dat hij wist wat Eiye voor een groep was voordat hij zich bij hen aansloot en dat hij wist dat zij geweld gebruikte. Van enige dwang vanuit die schoolvriend of Eiye om toe te treden is de rechtbank niet gebleken. Weliswaar heeft eiser op pagina 34 van het nader gehoor verklaard: “ik ben in eerste instantie niet uit vrije wil bij de cult gegaan”, maar die verklaring is op zichzelf onvoldoende afgezet tegen de overige en meer specifieke verklaringen van eiser als het gaat om zijn situatie rondom toetreding.
11.1.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat verweerder terecht is uitgegaan van het Algemeen Ambtsbericht Nigeria uit 2011, omdat dit ambtsbericht de situatie ten tijde van de toetreding tot Eiye door eiser beschrijft. Dat de situatie als het gaat om cults jaren later wellicht anders ligt is niet relevant, omdat het asielrelaas van eiser in Nigeria zich afspeelt van 2010 tot 2015. Uit het ambtsbericht uit 2011 volgt dat slechts een klein deel van de studenten in Nigeria is aangesloten bij een cult (naar schatting een paar procent). Studenten die niet zijn aangesloten en niet voor een lidmaatschap zijn gevraagd, lopen over het algemeen geen gevaar te worden lastig gevallen. Ook hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser geen andere keuze had om zich aan te sluiten bij de Eiye en dat hij gevaar zou lopen als hij dat niet zou doen.
12. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat eiser heeft verklaard dat hij verschillende functies heeft bekleed binnen de Eiye en hij zich (vrijwillig) heeft opgewerkt om zo meer voordelen en invloed te krijgen. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser hiertoe gedwongen werd of dat hij daarin geen keuze had. Zo heeft eiser op pagina 11 van het nader gehoor verklaard dat de functie van assistent zonehoofd niet makkelijk was om te krijgen en dat hij daarvoor veel heeft moeten vechten. Op pagina 14 en 15 van het nader gehoor geeft eiser aan dat hij de functie wilde hebben en daarvoor smeergeld heeft betaald. Hij moest meedogenloos zijn en een bepaalde houding en karaktereigenschappen hebben om geselecteerd te worden. Daaruit volgt volgens de rechtbank niet dat eiser ongelukkig was met zijn lidmaatschap van Eiye en tot dit lidmaatschap en de acties die hij met Eiye heeft ondernomen zou zijn gedwongen, maar eerder dat hij ongelukkig was met zijn eigen status en positie binnen Eiye. Verder overweegt de rechtbank dat niet gesteld of gebleken is dat eiser in Nigeria gedurende zijn lidmaatschap van de cult enig moment in gewetensnood heeft verkeerd en om die reden de cult heeft willen verlaten. Ook is niet gebleken dat eiser in Nigeria ooit naar mogelijkheden heeft gezocht om de cult te verlaten. Dat eiser ter zitting voor het eerst emotioneel heeft verklaard dat hij spijt heeft van zijn daden en niet begrijpt hoe hij het zover heeft kunnen laten komen, is weliswaar prijzenswaardig, maar verandert het voorgaande niet.
12.1.
De rechtbank volgt verder eisers stelling niet dat hij binnen de functies die hij binnen de Eiye heeft bekleed niet geheel zelfstandig beslissingen kon of mocht nemen, waarbij hij volledige gehoorzaamheid moest afleggen aan de leiders van de Eiye en hij alles moest doen en uitvoeren wat er door hen werd verlangd. Eiser heeft daar in zijn nader gehoor over verklaard dat (in ieder geval de positie van assistent zonehoofd) een gezagspositie was die voordelen had, ook in geld en informatie. Zo kon eiser vanuit deze positie anderen vorderen wat hij wilde, omdat hij eigen baas was en zelf kon bepalen wat hij wilde doen of wat de ander moest doen.
13. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het beroep van eiser op lijfbehoud en zelfverdediging niet slaagt. Verweerder heeft daarover terecht overwogen dat de ernst van de door eiser gestelde bedreiging op school niet opweegt tegen de door hem gepleegde misdrijven en dat eiser meerdere (ernstige) misdrijven heeft gepleegd gedurende een langere periode. Eiser kan dan ook niet gevrijwaard worden van zijn verantwoordelijkheid van de door hem gepleegde misdrijven in de zin van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
Beroepsgrond 2: vrees bij terugkeer
14. Eiser stelt dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling, omdat eiser verklaringen over de Eiye heeft afgelegd en Nigeria heeft verlaten waarbij hij de cult de rug heeft toegekeerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
15. De rechtbank weegt mee dat eiser tot zijn vertrek uit Nigeria in 2015 lid is geweest van de cult en dat er, zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, geen indicatie is dat eiser voornemens was deze cult te verlaten. Eiser heeft daarover ook nog verklaard dat hij momenteel nog steeds contact heeft met sommige personen uit de cult en dat er nog veelvuldig contact is met Happiness. Door het onderhouden van deze contacten wekt eiser niet de indruk dat hijzelf denkt dat hij voor de cult heeft te vrezen. Ook objectief gezien zijn er geen concrete aanwijzingen dat eiser bij terugkeer naar Nigeria het reële risico loopt op ernstige schade omdat hij de cult de rug zou hebben toegekeerd. Dat uit landeninformatie volgt dat het lidmaatschap van een cult voor het leven is, maakt op zichzelf ook niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij daarom gevaar loopt.
15.1.
Eisers vertrek uit Nigeria lijkt bovendien met name ingegeven door de (dreigende) strafzaak wegens (groeps)verkrachting tegen eiser en de straf die hij daarvoor zou krijgen als hij in Nigeria was gebleven. De rechtbank vindt daarbij van belang dat uit de verklaringen van eiser is gebleken dat hij zich van het misdadig karakter van zijn handelen bewust is geweest en dat hij wist dat zijn gedragingen ook in Nigeria strafbaar zijn. Hij verklaarde immers dat hij ongeveer 21 jaar gevangenisstraf tegemoet zou kunnen zien in Nigeria als hij veroordeeld zou worden, omdat het om veel misdrijven gaat.
16. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de gestelde vrees van eiser bij terugkeer naar Nigeria niet reëel heeft geacht.
Conclusie en gevolgen
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft en eiser geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door en mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzitter, mr. S. van Lokven en mr. A.A.M.J. Smulders, leden, in aanwezigheid van mr. K.M.R.L. Kamp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 19 juni 2024
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000.
2.Zaaknummer: NL23.15360.
3.Ook wel bekend als de Supreme Eiye Confraternity (SEC) of Air Lords.
4.Op grond van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000.
5.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951.
6.Als bedoeld in artikel 1F, aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag. Zie ook paragraaf C2/7.10.2.2 van de Vc 2000.
7.Zie paragraaf C2/7.10.2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000).