ECLI:NL:RBDHA:2024:9733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
NL24.22831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen onrechtmatige bewaring en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 29 mei 2024, waarin de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit beroep wordt tevens aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. De staatssecretaris heeft op 1 juni 2024 de maatregel van bewaring opgeheven. De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiseres zelf niet.

De rechtbank overweegt dat eiseres in een ander beroep afstand heeft gedaan van haar recht om bij de zitting aanwezig te zijn, wat ook voor deze zaak geldt. De staatssecretaris heeft erkend dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is geweest en heeft aangeboden schade te vergoeden voor de periode van 29 mei 2024 tot 1 juni 2024, maar dit aanbod was ontoereikend. Eiseres heeft namelijk 4 dagen in bewaring doorgebracht, terwijl de staatssecretaris slechts 3 dagen als basis voor de schadevergoeding heeft genomen.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding toe voor een bedrag van € 400,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.22831

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: [naam gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van 29 mei 2024, waarin de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De staatssecretaris heeft op 1 juni 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank overweegt als eerste dat eiseres in het beroep met zaaknummer NL24.23192, dat na het onderhavige beroep ter zitting is behandeld, door middel van een afstandsverklaring afstand heeft gedaan van haar recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De rechtbank begrijpt dat eiseres daarmee ook in de onderhavige zaak bedoeld heeft afstand te doen van haar recht om bij de zitting aanwezig te zijn. De gemachtigde van eiseres heeft zich hier ook niet tegen verzet en ter zitting ook aangegeven dat het alleen gaat om het beroep met zaaknummer NL24.23192.
3. De staatssecretaris heeft op 1 juni 2024 de maatregel van bewaring opgeheven. De staatssecretaris heeft erkend, zoals ook ter zitting is bevestigd, dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is geweest en heeft zich bij brief van 7 juni 2024 bereid verklaard schade te vergoeden over de periode van 29 mei 2024 tot 1 juni 2024, volgens de staatssecretaris zijnde 3 x € 100,-, totaal € 300,-. Tevens heeft de staatssecretaris zich bereid verklaard de proceskosten te vergoeden.
3.1.
Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 april 2023 [1] is dit aanbod van de staatssecretaris onvoorwaardelijk en kan de vreemdeling de staatssecretaris aan een dergelijk aanbod houden. Eiseres is echter met dat aanbod niet volledig schadeloos gesteld, omdat de staatssecretaris een ontoereikende schadevergoeding heeft aangeboden. De staatssecretaris is namelijk uitgegaan van 3 dagen terwijl eiseres op grond van deze maatregel 4 dagen in bewaring heeft doorgebracht.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen voor een bedrag van € 400,- (4 x € 100,-). De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 400,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.