ECLI:NL:RBDHA:2024:9756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/09/664629 / JE RK 24-674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 4 juni 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die de ondertoezichtstelling van de kinderen voor een jaar wil verlengen. De kinderen zijn erkend door de vader en wonen bij hun moeder, die belast is met het ouderlijk gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, vooral door de spanningen tussen de ouders en de gebrekkige communicatie. Ondanks enige vooruitgang in de omgang met de vader, blijven er signalen van problemen op school en in de thuissituatie. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er onvoldoende uitvoering is gegeven aan de eerdere ondertoezichtstelling, wat zorgwekkend is gezien de ernst van de situatie. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 7 juni 2025, met de noodzaak voor de betrokken jeugdbeschermer om snel een plan van aanpak op te stellen en passende hulp te bieden aan de kinderen en ouders.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/664629 / JE RK 24-674
Datum uitspraak: 4 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 juni 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder en hebben een omgangsregeling met de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 juni 2023 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 7 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Ondanks dat de afgelopen periode enige vooruitgang is geboekt zijn er nog steeds zorgen en is een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig. Hoewel het is gelukt om de omgang met de vader doorgang te laten vinden en de hulp vanuit Family Supporters is gestart, laten de kinderen op school signalen zien van de problemen en wordt gezien dat zij meer last krijgen van de situatie. Met de komst van een vaste jeugdbeschermer is de gecertificeerde instelling in staat om de maatregelen te nemen die nodig zijn om de veiligheid en welzijn van de kinderen te waarborgen. Daarnaast biedt het gelegenheid om verdere begeleiding en ondersteuning te bieden met als doel het creëren van een stabiele overdracht van de kinderen. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling te kennen gegeven dat er sinds het uitspreken van de ondertoezichtstelling geen vaste jeugdbeschermer is geweest en dat vanuit de wachtlijst vooral is ingezet op de acute veiligheid, waarbij veiligheidsafspraken zijn gemaakt voor de overdrachtsmomenten omdat daar de spanning tussen de ouders het meeste oploopt. Het lukt de ouders wisselend om zich aan deze afspraken te houden. De kinderen laten nog wel spanningsklachten zien, vooral de oudste laat zien dat hij zenuwachtig is voor het contact met de vader. Daarnaast heeft [minderjarige 1] soms ook zelf appcontact met de ouders over de contactmomenten en dit brengt ook spanning met zich mee. Op dit moment is er nog geen analyse gemaakt van het gezin en is er ook nog geen plan van aanpak opgesteld dat ziet op de blijvende veiligheid van de kinderen. Sinds kort is er wel een vaste jeugdbeschermer betrokken. Deze vaste jeugdbeschermer heeft zeer recent voor het eerst met de moeder en de oma vaderszijde gesproken. De jeugdbeschermer zal na de zitting een afspraak maken met de vader. Het is belangrijk dat wordt gekeken hoe de kinderen zo min mogelijk belast kunnen worden met de situatie, waarbij de kinderen niet worden betrokken in de spanningen tussen de ouders.

4.De standpunten

4.1.
De vader heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De overdrachtsmomenten lopen op dit moment volgens de vader goed. De moeder kan soms doen alsof er een probleem is, maar dit is er dan eigenlijk helemaal niet. Daarnaast houdt de moeder zich vaak ook niet aan de afspraken die zijn gemaakt voor de overdrachtsmomenten. De vader is verder gegaan met zijn leven en woont nu met zijn nieuwe vriendin samen. De omgang met de kinderen vindt wel nog steeds plaats bij de oma vaderszijde, waar de vader dan meestal ook blijft slapen. Op dit moment is er geen communicatie tussen de ouders maar de vader staat er voor open om in het belang van de kinderen met de moeder te communiceren.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Allereerst stelt de kinderrechter vast dat zij beschikt over zeer beperkte informatie. Het verzoekschrift is summier gemotiveerd, er is na het uitspreken van de ondertoezichtstelling op 7 juni 2023 geen gezinsplan opgesteld en het veiligheidsplan dat is meegezonden, is gedateerd 30 juni 2023. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling ook toegelicht dat het afgelopen jaar geen vaste jeugdbeschermer betrokken is geweest en dat het gezinsplan nog opgesteld moet worden. Dit is naar het oordeel van de kinderrechter onacceptabel. De kinderrechter is zich ervan bewust dat vermoedelijk praktische belemmeringen hieraan ten grondslag liggen – zoals een tekort aan jeugdbeschermers en de daaruit voortvloeiende noodzaak tot prioritering – maar het gaat hier om een termijn van één jaar en dat is onaanvaardbaar. De kinderrechter heeft immers een jaar geleden een ernstige ontwikkelingsbedreiging vastgesteld bij de kinderen, waardoor een ondertoezichtstelling noodzakelijk is geacht. Het is dan ook zorgelijk en kwalijk dat aan deze ondertoezichtstelling onvoldoende uitvoering is gegeven.
5.3.
Ondanks dat de kinderrechter beschikt over geringe informatie is zij wel van oordeel, onder meer door de toelichting van de gecertificeerde instelling ter zitting, dat zij voldoende informatie heeft om vast te kunnen stellen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] op dit moment nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Deze ontwikkelingsbedreiging is, zoals vorig jaar ook is vastgesteld, met name gelegen in het effect dat de moeizame communicatie en de slechte verstandhouding tussen de ouders op de kinderen heeft. Vanuit het vrijwillig kader is het de ouders niet gelukt om tot voldoende verbetering te komen. Het afgelopen jaar is vanuit het gedwongen kader weinig tot geen hulpverlening ingezet en de kinderen laten nog steeds signalen zien, waaruit blijkt dat zij last hebben van de spanning tussen de ouders. Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat nu daadwerkelijk passende hulp wordt ingezet, zodat de kinderen zo min mogelijk belast worden met deze spanningen en slechte communicatie tussen de ouders. Het is positief dat er nu een vaste jeugdbeschermer betrokken is en het is van groot belang dat deze jeugdbeschermer met voortvarendheid uitvoering gaat geven aan de ondertoezichtstelling. Daarbij is het belangrijk dat in samenwerking met de ouders zo spoedig mogelijk een plan van aanpak wordt opgesteld en de noodzakelijk hulp voor de kinderen en de ouders wordt ingezet. Gezien het voorgaande en het feit dat de hulp nog bijna in zijn geheel moet worden opgestart, is voor de verlenging van de ondertoezichtstelling een termijn van één jaar passend en geboden.
5.4.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 7 juni 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Tekst