ECLI:NL:RBDHA:2024:9797
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilligend besluit
In deze zaak heeft eiseres op 19 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 november 2023 de eiseres in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 15 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, waarna het onderzoek is gesloten.
Op 8 mei 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres verzocht om binnen twee weken te reageren op dit besluit, maar eiseres heeft geen reactie gegeven. De rechtbank overweegt dat, nu er een besluit op de asielaanvraag is genomen, eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft echter recht op een proceskostenvergoeding, omdat de staatssecretaris niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.