ECLI:NL:RBDHA:2024:9797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL23.39294
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilligend besluit

In deze zaak heeft eiseres op 19 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 november 2023 de eiseres in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft op 15 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, waarna het onderzoek is gesloten.

Op 8 mei 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres verzocht om binnen twee weken te reageren op dit besluit, maar eiseres heeft geen reactie gegeven. De rechtbank overweegt dat, nu er een besluit op de asielaanvraag is genomen, eiseres geen belang meer heeft bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft echter recht op een proceskostenvergoeding, omdat de staatssecretaris niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39294

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van onbekende nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Eiseres heeft op 19 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 30 november 2023, door de staatssecretaris ontvangen op 1 december 2023, heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Op 15 december 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Bij besluit van 8 mei 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
De rechtbank heeft bij bericht van 8 mei 2024 eiseres verzocht binnen twee weken de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiseres heeft desgevraagd geen reactie gegeven op het alsnog genomen besluit.

Overwegingen

1. Nu de staatssecretaris reeds een besluit op de asielaanvraag van eiseres heeft genomen, heeft eiseres geen belang meer bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Omdat eiseres desgevraagd geen reactie heeft gegeven op het alsnog genomen besluit, moet het ervoor worden gehouden dat dit besluit geheel aan het beroep van eiseres tegemoet komt. Het beroep heeft daarom niet op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede betrekking op het alsnog genomen besluit.
2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Eiseres krijgt wel een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Niet in geschil is namelijk dat de staatssecretaris niet tijdig op de asielaanvraag van eiseres heeft beslist, dat eiseres vervolgens een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd en dat de staatssecretaris pas na het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van het besluit een besluit heeft genomen. De staatssecretaris moet de proceskostenvergoeding betalen. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-, bij een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.