ECLI:NL:RBDHA:2024:9813

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
NL24.8866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somaliër met problemen met Al-Shabaab en vestigingsalternatief in Mogadishu

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Somalië nationaliteit, heeft op 31 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 13 februari 2024 afgewezen, met als reden dat de aanvraag ongegrond was. De rechtbank heeft de zaak op 24 mei 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk.

Eiser stelt dat hij problemen heeft ondervonden van Al-Shabaab, waaronder bedreigingen en geweld. Hij heeft verklaard dat hij op 15 september 2021 door leden van Al-Shabaab werd bezocht en dat zijn oom op 25 september 2021 werd vermoord. Eiser is naar Mogadishu vertrokken en vreest bij terugkeer naar Somalië opnieuw slachtoffer te worden van Al-Shabaab. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat, hoewel er een reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Jeerow, Mogadishu als vestigingsalternatief kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Mogadishu ook een reëel risico loopt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een gezonde jonge man is met een eigen winkel in Jeerow en dat hij familie in Mogadishu heeft. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en moet terugkeren naar Somalië. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8866

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van [nationaliteit] nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 31 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 februari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. M. Pater, kantoorgenoot van eisers gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag van eiser terecht en op goede gronden is afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij op 15 september 2021 een bezoek kreeg van twee leden van Al-Shabaab. Zij doorzochten zijn winkel en daar vonden zij tabak en sigaretten. Daarom is eiser geboeid meegenomen naar een bureau van Al-Shabaab in Jeerow, waar hij een boete opgelegd kreeg van 6.000 dollar. Deze boete moest eiser binnen tien dagen betalen, anders zou hij vermoord worden. Een paar dagen voor 25 september 2021 kreeg eiser wederom een bezoek van twee leden van
Al-Shabaab. Zij gingen, nadat ze niks in eisers winkel hadden gevonden, weer weg. Op 25 september 2021 is Al-Shabaab naar de winkel van eiser gegaan. Eiser was er op dat moment niet, maar zijn oom wel. De oom van eiser werd vermoord. Tevens heeft Al-Shabaab op dat moment de winkel in brand gezet. Een lid van Al-Shabaab belde eiser diezelfde dag nog op en gaf aan dat ze hem wilden vermoorden in plaats van zijn oom. Hij vertelde eiser dat zij hem nog zochten. Om deze reden vertrok eiser naar zijn opa in Mogadishu. Op 3 oktober 2021 is eiser vanwege bovenstaande redenen vertrokken uit Somalië. Bij terugkeer vreest eiser alsnog vermoord te worden door Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met Al-Shabaab.
5.1.
De staatssecretaris gaat, hoewel eiser zijn identiteit niet met documenten heeft onderbouwd, bij de beoordeling van eisers asielaanvraag uit van de door hem verstrekte persoonsgegevens. De staatssecretaris hecht geen geloof aan eisers gestelde problemen met Al-Shabaab. De staatssecretaris vindt eisers verklaringen vaag, summier, wisselend en niet aannemelijk. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat eiser afkomstig is uit Jeerow (Somalië), dat niet kan worden uitgesloten dat Al-Shabaab daar aan de macht is en dus ook niet kan worden uitgesloten dat eiser bij terugkeer naar Jeerow op Al-Shabaab stuit. Om die reden neemt de staatssecretaris aan dat er een reëel risico op ernstige schade bestaat zoals staat aangegeven in paragraaf C7/30.4.2 van de Vc 2000 [1] . Echter eiser loopt geen reëel risico op ernstige schade, omdat Mogadishu voor hem als vestigingsalternatief wordt beschouwd, aldus de staatssecretaris. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Geloofwaardigheid van de gestelde problemen in Somalië
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser bij terugkeer naar Jeerow een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals staat aangegeven in paragraaf C7/30.4.2 van de Vc 2000. Nu een reëel risico op ernstige schade wordt aangenomen bij terugkeer naar Jeerow vanwege de aanwezigheid van Al-Shabaab, is de rechtbank van oordeel dat een beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers problemen in zijn land van herkomst met Al-Shabaab niet relevant is voor de beoordeling van zijn beroep. Wat ook zij van het asielrelaas van eiser, de vraag is of de staatssecretaris aan eiser een vestigingsalternatief heeft kunnen tegenwerpen. Desgevraagd hebben partijen ter zitting gesteld dit standpunt te delen.
Heeft de staatssecretaris een vestigingsalternatief aan eiser kunnen tegenwerpen?
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat Mogadishu ten onrechte als vestigingsalternatief is tegengeworpen. In dit verband heeft eiser in de eerste plaats gewezen op zijn problemen met Al-Shabaab. Volgens eiser heeft Al-Shabaab ook informanten in Mogadishu, zodat hij ook in Mogadishu een reëel risico op ernstige schade loopt. Verder heeft eiser gesteld dat een vestigingsalternatief slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden tegengeworpen. In dit verband heeft eiser gewezen op de brief van VWN [2] van 29 augustus 2023. In die brief staat dat een vestigingsalternatief alleen kan worden tegengeworpen als de vreemdeling een alleenstaande man is die zich zelfstandig kan redden. Dit geldt niet voor eiser, aldus zijn gemachtigde. Eiser heeft namelijk geen netwerk of familie in Mogadishu en ook heeft hij geen onderwijs gevolgd.
7.1.
Uit de uitspraken van de ABRvS [3] van 29 maart 2024 [4] en van 16 maart 2023 [5] , volgt dat een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM [6] zich in algemene zin niet voordoet bij vestiging in Mogadishu. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit niet voor hem zou gelden. In dit verband heeft de staatssecretaris er op kunnen wijzen dat eiser een gezonde jonge man is, die heeft bewezen in staat te zijn om te werken en een inkomen te vergaren. Immers, eiser heeft in Jeerow een eigen winkel gerund. Verder heeft de staatssecretaris bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eisers opa in Mogadishu woont en dat eiser voor zijn vertrek 8 dagen bij zijn opa in Mogadishu heeft verbleven. Bovendien behoort eiser tot de Hawiye, wat één van de vier meerderheidsclans in Mogadishu is, en heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat zij kunnen dienen als ondersteunend netwerk. Nu voorts niet in geschil is dat de Mogadishu op een veilige wettige wijze is te bereiken, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt kunnen stellen dat Mogadishu voor eiser als vestigingsalternatief kan worden aangemerkt. Gelet hierop heeft de staatssecretaris de asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij dient terug te keren naar Somalië. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingencirculaire 2000
2.Vluchtelingenwerk Nederland
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.ECLI:NL:RVS:2024:1328, onder 4.1. tot en met 4.3
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden