Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die zich in een vreemdelingenrechtelijke context bevond. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M.M. van Gils, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 6 juni 2024 de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser en de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) rechtmatig was, omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht op basis van de Dublinverordening en er een significant risico was dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring feitelijk juist waren en dat de eiser niet had betwist dat de maatregel noodzakelijk was. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over onredelijk geweld tijdens de staandehouding verworpen, omdat deze niet met bewijs waren onderbouwd.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was om een schadevergoeding toe te kennen. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.