In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft Strukton Milieutechniek B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V., met betrekking tot de betaling van saneringswerkzaamheden die zijn uitgevoerd na een brand op een perceel in Den Haag. De brand, die plaatsvond op 11 december 2021, resulteerde in verontreiniging van de bodem door vermoedelijk drugsafval. Strukton werd door de gemeente Den Haag benaderd voor een spoedsanering en heeft op basis van een mondelinge overeenkomst werkzaamheden verricht. De gedaagden betwisten echter dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en stellen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de betaling van de factuur van € 51.154,87 die Strukton heeft gestuurd.
De rechtbank heeft de vraag onderzocht of gedaagden, althans een van hen, kan worden aangesproken tot betaling van de saneringswerkzaamheden. De rechtbank concludeert dat Strukton onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [naam 2], die als planner bij [bedrijfsnaam 2] werkzaam is, bevoegd was om namens de gedaagden opdracht te geven voor de sanering. De rechtbank oordeelt dat de schijn van volmachtverlening niet is gewekt, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [naam 2] namens de gedaagden handelde. De vordering van Strukton wordt afgewezen, en Strukton wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 5.443,00 bedragen.
Dit vonnis is uitgesproken op 26 juni 2024 door mr. A.M. Boogers en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van Strukton afgewezen en de kosten van de procedure toegewezen aan Strukton.