ECLI:NL:RBDHA:2024:9834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
C/09/655117 / HA ZA 23-918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van saneringswerkzaamheden en de vraag van volmachtverlening

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft Strukton Milieutechniek B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, [bedrijfsnaam 1] B.V. en [bedrijfsnaam 2] B.V., met betrekking tot de betaling van saneringswerkzaamheden die zijn uitgevoerd na een brand op een perceel in Den Haag. De brand, die plaatsvond op 11 december 2021, resulteerde in verontreiniging van de bodem door vermoedelijk drugsafval. Strukton werd door de gemeente Den Haag benaderd voor een spoedsanering en heeft op basis van een mondelinge overeenkomst werkzaamheden verricht. De gedaagden betwisten echter dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en stellen dat zij niet verantwoordelijk zijn voor de betaling van de factuur van € 51.154,87 die Strukton heeft gestuurd.

De rechtbank heeft de vraag onderzocht of gedaagden, althans een van hen, kan worden aangesproken tot betaling van de saneringswerkzaamheden. De rechtbank concludeert dat Strukton onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [naam 2], die als planner bij [bedrijfsnaam 2] werkzaam is, bevoegd was om namens de gedaagden opdracht te geven voor de sanering. De rechtbank oordeelt dat de schijn van volmachtverlening niet is gewekt, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die erop wijzen dat [naam 2] namens de gedaagden handelde. De vordering van Strukton wordt afgewezen, en Strukton wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die in totaal € 5.443,00 bedragen.

Dit vonnis is uitgesproken op 26 juni 2024 door mr. A.M. Boogers en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van Strukton afgewezen en de kosten van de procedure toegewezen aan Strukton.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/655117 / HA ZA 23-918
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van
STRUKTON MILIEUTECHNIEK B.V.te Breda,
eiseres,
advocaat mr. J.J.L. van Beijsterveldt te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[bedrijfsnaam 1] B.V.te [vestigingsplaats] ,

2.
[bedrijfsnaam 2] B.V.te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. A. Vreugdenhil te Naaldwijk.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Strukton, [naam 3] Verhuur en [bedrijfsnaam 2] .

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
- de dagvaarding van 6 oktober 2023, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
- het tussenvonnis van 28 februari 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte indiening producties van Strukton, met producties 10 tot en met 14.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 april 2024. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.3.
Na de mondelinge behandeling is een datum bepaald voor het wijzen van vonnis.

2.De feiten

2.1.
Op 11 december 2021 heeft er een brand plaatsgevonden op een perceel aan de [straatnaam] in [plaats] . De brand is ontstaan in op dit perceel gedumpte vaten met vermoedelijk drugsafval. Omdat als gevolg van lekkage van de vaten en de bluswerkzaamheden van de brandweer de bodem van het perceel verontreinigd is geraakt, heeft de gemeente Den Haag Strukton benaderd voor een spoedsanering van de bodem. Namens Strukton heeft incidentencoördinator [naam 1] (hierna: [naam 1] ) op 11 december 2021 de locatie bezocht.
2.2.
Het betreffende perceel is eigendom van [bedrijfsnaam 3] B.V. [bedrijfsnaam 2] gebruikte het perceel voor de stalling van containers en materiaal. Na een telefonische melding van de brand door de hulpdiensten via het algemene telefoonnummer van [bedrijfsnaam 2] is de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), die als planner werkzaam is bij van [bedrijfsnaam 2] , naar het perceel toegegaan. [naam 2] heeft ter plaatste gesproken met [naam 1] en aan hem zijn visitekaartje gegeven.
2.3.
Strukton is op 11 december 2021 gestart met een sanering van het perceel.
2.4.
Op 13 december 2021 heeft [naam 1] per e-mail een rapportage “Milieu-Incident” naar [naam 2] en zeven medewerkers van de gemeente Den Haag toegezonden. In de rapportage staat bij de beschrijving van de wijze van aanpak:
“In opdracht van de Gemeente Den Haag heeft Strukton Milieutechniek een spoedsanering opgestart.”
2.5.
Strukton heeft vervolgens op 25 januari 2022 aan de directeur van de [groep] , de heer [naam 3] (hierna: de heer [naam 3] ) een e-mail gestuurd met als onderwerp “Resultaten spoedsanering en vervolgwerkzaamheden [straatnaam] te Den Haag”. In de e-mail staat onder meer het volgende:
“Afgelopen 11 december 2021 is een spoedsanering uitgevoerd ter plaatste van een werkterrein aan de [straatnaam] 100. De spoedsanering is uitgevoerd naar aanleiding van een dumping van chemicaliën, vermoedelijk afkomstig van de productie van synthetische drugs.
[rechtbank: hierna volgt een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden en van de resultaten van analyse van de genomen monsters]
Op basis van de resultaten tijdens de spoedsanering adviseren wij daarom het volgende:
[rechtbank: hierna volgt een opsomming van werkzaamheden]
Graag hoor ik of wij [naam 3] hierin verder kunnen ondersteunen en het gewenst is deze vervolg werkzaamheden uit te voeren. Indien gewenst kan vooraf een kostenraming worden opgesteld voor nader bodemonderzoek. Ook vernemen wij graag of de resultaten van de spoedsanering en een overzicht van de vervolgwerkzaamheden kunnen worden gedeeld met de ODH zijnde bevoegd gezag.”
De heer [naam 3] heeft niet op deze e-mail en op de daarop volgende rappels van 8 en 23 februari 2022 gereageerd.
2.6.
Op 22 maart 2022 heeft Strukton per e-mail een overzicht van de kosten van de sanering, de ‘productieopname eenheidsprijzen’, aan [naam 2] en de heer [naam 3] toegestuurd met de volgende begeleidende tekst:
“In de bijlage zit de productieopname waar jullie opdracht toe hebben gegeven en welke reeds zijn uitgevoerd aan de [straatnaam] te Den Haag.
Binnen 14 dagen zullen wij de factuur verzenden.”
De bij de e-mail gevoegde productieopname is geadresseerd aan [naam 3] Verhuur.
2.7.
Strukton heeft op 30 april 2022 een bedrag van € 51.154,87 aan [naam 3] Verhuur gefactureerd.
2.8.
Op 16 mei 2023 hebben gedaagden Strukton meegedeeld dat de factuur niet voor hen, maar voor de eigenaar van het perceel bestemd is.
2.9.
In het op dezelfde datum door Strukton uitgebrachte evaluatierapport van de spoedsanering is vermeld dat de sanering in opdracht van [naam 3] is uitgevoerd.

3.Het geschil

3.1.
Strukton vordert - samengevat – hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van het gefactureerde bedrag van € 51.154,87, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Ook vordert Strukton hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Strukton stelt zich op het standpunt dat zij uit hoofde van een mondeling aangegane overeenkomst saneringswerkzaamheden heeft verricht voor [naam 3] Verhuur dan wel [bedrijfsnaam 2] . Op basis van de overeenkomst is [naam 3] Verhuur en/of [bedrijfsnaam 2] gehouden die werkzaamheden te betalen. Dat heeft zij tot op heden niet gedaan.
3.3.
Gedaagden betwisten dat er tussen Strukton en één van hen een overeenkomst tot stand is gekomen. Zij concluderen dan ook tot afwijzing van de vorderingen van Strukton, met veroordeling van Strukton in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Strukton gedaagden, althans een van hen, kan aanspreken tot betaling van de door haar uitgevoerde saneringswerkzaamheden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en licht dat hieronder toe.
4.2.
Strukton stelt dat [naam 2] op 11 december 2021, nadat hij op de hoogte was gesteld van de noodzaak tot het uitvoeren van een bodemsanering, ter plekke mondeling opdracht aan haar heeft gegeven om de saneringswerkzaamheden in gang te zetten. [naam 2] heeft dit zowel in zijn door gedaagden overgelegde schriftelijke verklaring als tijdens de zitting ontkend. Het gesprek dat hij met [naam 1] heeft gehad, had volgens hem een informatief karakter. Hij verklaart dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de sanering.
4.3.
Strukton heeft in het licht van de betwisting door gedaagden onvoldoende onderbouwd dat [naam 2] opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van saneringswerkzaamheden. Uit de schriftelijke verklaring van [naam 1] blijkt ook niet dat [naam 2] een dergelijke opdracht heeft gegeven. [naam 1] schrijft in zijn verklaring: “Op dat moment heeft Dhr. v/d Spek toestemminggegeven [
sic] om over te gaan tot het opruimen van de in brand gestoken jerrycans en brandresten en het doen van een spoedsanering”. Voor zover [naam 2] een dergelijke uitlating heeft gedaan, volgt daaruit nog niet dat hij namens gedaagden opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van een sanering. Het verlenen van toestemming is wat anders dan het geven van een opdracht.
De rechtbank betrekt daarbij dat de sanering ook gedaagden zou raken, omdat de sanering gevolgen zou hebben voor de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de containers van gedaagden, waarin zich materialen bevonden die gedaagden gebruikten. Een deel van de in brand gestoken jerrycans en brandresten stond immers in de containers van gedaagden. In dit licht is het niet onlogisch dat [naam 2] toestemming zou hebben gegeven voor het opruimen van materialen die zich (mede) in de containers van gedaagden bevonden en het uitvoeren van de sanering, omdat dit de bedrijfsvoering van gedaagden zou (kunnen) raken. Het ligt daarentegen niet voor de hand dat [naam 2] een opdracht tot sanering van het perceel zou geven, aangezien gedaagden daarvan geen eigenaar zijn, maar het perceel enkel gebruikten voor het stallen van containers. Maar zelfs als zou worden aangenomen dat [naam 2] de opdracht heeft gegeven, leidt dat gelet op het navolgende niet tot toewijzing van de vordering van Strukton.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 2] niet bevoegd was om namens [naam 3] Verhuur of [bedrijfsnaam 2] aan Strukton opdracht te gegeven voor de saneringswerkzaamheden. Het handelen van [naam 2] bindt [naam 3] Verhuur of [bedrijfsnaam 2] alleen als door (een van) hen de schijn is gewekt dat aan hem een toereikend volmacht was verleend (vgl. artikel 3:61 lid 2 Burgerlijk Wetboek). Die schijn moet zijn gewekt door een verklaring of een gedraging van [naam 3] Verhuur of [bedrijfsnaam 2] of door feiten en omstandigheden die voor hun risico komen. Het laten voortbestaan van een bepaalde situatie of een andersoortige niet-doen kan daarvoor voldoende zijn.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben zich voorafgaand aan de opdrachtverlening geen feiten en omstandigheden voorgedaan op basis waarvan de schijn van volmachtverlening kan worden aangenomen. Door Strukton is niet (gemotiveerd) weersproken dat [naam 2] naar het perceel is toegekomen, omdat het algemene telefoonnummer van [bedrijfsnaam 2] dat weekend was doorgeschakeld naar [naam 2] . Als hiervan wordt uitgegaan, is het dus niet zo dat, zoals Strukton in de dagvaarding stelt, [naam 2] (bewust) door één van de gedaagden naar de locatie is gestuurd.
Dat [naam 2] kennelijk bevoegd was om naar aanleiding van op het algemene telefoonnummer van [bedrijfsnaam 2] binnenkomende meldingen actie te ondernemen, rechtvaardigt niet zonder meer het vertrouwen dat aan [naam 2] (ook) een volmacht was verleend tot het sluiten van een overeenkomst tot het uitvoeren van bodemsaneringswerkzaamheden.
4.6.
Strukton heeft erop gewezen dat gedaagden tot de ontvangst van de factuur nimmer hebben aangegeven dat zij (althans een van hen) niet de opdrachtgever zijn. Dit kan haar echter niet baten. Hoewel schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid ook kan berusten op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de totstandkoming van de betrokken rechtshandeling, mocht Strukton in dit geval uit het stilzwijgen van gedaagden na de gestelde opdrachtverlening niet afleiden dat aan [naam 2] een toereikend volmacht was verstrekt. Behalve in het e-mailbericht van 22 maart 2022 waarin de factuur wordt aangekondigd en waarop gedaagden uiteindelijk hebben gereageerd, staat in de door Strukton verstuurde e-mailberichten niet dat de saneringswerkzaamheden in opdracht van een van de gedaagden zijn uitgevoerd. In het e-mailbericht van 13 december 2022 dat aan [naam 2] is verstuurd staat zelfs dat de gemeente de opdrachtgever is. Ook de e-mail van 25 januari 2022 bevat geen (expliciete) opdrachtbevestiging. In het bericht wordt verslag gedaan van de saneringswerkzaamheden en de resultaten daarvan. Voor zover gedaagden al uit de laatste alinea’s van dit bericht hadden kunnen afleiden dat Strukton (een van) hen als opdrachtgever van de uitgevoerde saneringswerkzaamheden beschouwde, is het uitblijven van een reactie op dit bericht in de gegeven omstandigheden onvoldoende om daarop de schijn van volmachtverlening te baseren.
4.7.
De conclusie is dat ook indien wordt aangenomen dat [naam 2] onbevoegd opdracht zou hebben verleend namens gedaagden, gedaagden daaraan niet gebonden zijn. Zij hoeven dan ook niet voor de door Strukton uitgevoerde werkzaamheden te betalen. De vordering van Strukton zal worden afgewezen.
4.8.
Strukton is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × tarief IV à € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
5.443,00
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Strukton in de proceskosten van gedaagden van in totaal € 5.443,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92 plus de kosten van betekening als Strukton niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Strukton tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart de in 5.2 en 5.3 opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
type: 2341