ECLI:NL:RBDHA:2024:9850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 16 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. De staatssecretaris mag ervan uitgaan dat eiser in Roemenië een asielaanvraag heeft ingediend, gezien de registratie van zijn vingerafdrukken in Eurodac.
Eiser betoogt dat hij nooit een asielaanvraag in Roemenië heeft ingediend en dat de omstandigheden waaronder hij in Roemenië is behandeld, niet onderbouwd zijn. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom hij geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen juridisch inhoudelijke argumenten aangedragen die de verantwoordelijkheid van Roemenië in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Roemenië van onevenredige hardheid getuigt. De uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 juni 2024.