ECLI:NL:RBDHA:2024:9852

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
659561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van mediator bij echtscheiding en zorgplicht in mediation

In deze zaak heeft eiseres gedaagde, die als mediator heeft gefungeerd bij de echtscheiding van eiseres en haar ex-echtgenoot, aansprakelijk gesteld voor schade die zij zou hebben geleden door tekortkomingen in de mediation. Eiseres verwijt gedaagde dat zij de wijziging van de begunstiging van de overlijdensrisicoverzekering niet heeft meegenomen in de mediation, terwijl dit voor eiseres een belangrijk onderwerp was. Daarnaast stelt eiseres dat gedaagde haar niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor de nominaliteitsleer bij de verdeling van de echtelijke woning, wat financieel gunstiger voor haar zou zijn geweest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat gedaagde niet tekort is geschoten in haar zorgplicht als mediator. De rechtbank concludeert dat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat gedaagde haar zorgplicht heeft geschonden. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/659561 / HA ZA 24-31
Vonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
[eiseres], te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaten: mr. H.C. Bijleveld en mr. S. Thomassen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. R. Bosman te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ‘eiseres’ en ‘gedaagde’ genoemd worden.

1.Samenvatting

1.1.
Gedaagde heeft als mediator bemiddeld bij de echtscheiding van eiseres en haar ex-echtgenoot. Eiseres verwijt gedaagde dat de wijziging van de begunstiging van de overlijdensrisicoverzekering hierbij buiten beschouwing is gebleven, terwijl voor gedaagde kenbaar was dat dit voor eiseres een kernonderwerp van de mediation was. Daarnaast verwijt eiseres gedaagde dat zij haar en haar ex-echtgenoot niet heeft geïnformeerd dat zij bij de verdeling van de echtelijke woning hadden kunnen kiezen voor de zogenaamde nominaliteitsleer in plaats van de zogenaamde beleggingsleer, wat voor eiseres gunstiger zou hebben uitgepakt. Eiseres meent dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die zij hierdoor heeft geleden.
1.2.
De rechtbank komt gelet op de door partijen ingenomen standpunten tot het oordeel dat gedaagde niet tekort is geschoten in haar zorgplicht als mediator. De vorderingen van eiseres worden daarom afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 22 december 2023 met producties 1 tot en met 7;
  • de conclusie van antwoord van 21 februari 2024 met producties 1 tot en met 11;
  • de akte overlegging producties van eiseres van 24 april 2024 met productie 8;
  • de akte overlegging producties van gedaagde van 24 april 2024 met productie 12.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 april 2024. Partijen zijn verschenen met hun advocaten. De griffier heeft aantekening gemaakt van wat ter zitting is besproken.
2.3.
De rechtbank heeft de zaak naar de rol van 8 mei 2024 verwezen om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of een schikking is bereikt of vonnis moet worden gewezen. Partijen hebben gevraagd om een vonnis.
2.4.
Daarop is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

3.De feiten

3.1.
Gedaagde is MfN-registermediator gespecialiseerd in bemiddeling bij echtscheiding.
3.2.
Eiseres, haar toenmalige echtgenoot en gedaagde hebben op 27 januari 2023 een mediationovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
1. Opdracht
Partijen geven de mediator opdracht voor het begeleiden van hun (echt)scheiding.
Hier wordt onder verstaan:

voorbereidende werkzaamheden;

correspondentie en telefoongesprekken;

opstellen van de overeenkomsten (ouderschapsplan en vaststellingsovereenkomst/convenant);

4 gesprekken, inclusief het gesprek waarin het convenant wordt besproken en ondertekend;

financieel inzicht in de gevolgen van de scheiding;

berekenen van kinder- en/of partneralimentatie;

verzorgen van het indienen van het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank.
(…)
2.3
De mediator is verantwoordelijk voor de begeleiding van het proces. De partijen zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de gevonden oplossing.
(…)
8.1
Een in der minne bereikte oplossing van de kwestie zal tussen de partijen worden vastgelegd in een daartoe strekkende, door partijen ondertekende schriftelijke overeenkomst.
(…)
Op deze overeenkomst zijn van toepassing:

Het MfN-Mediationreglement

de Gedragsregels voor MfN-geregistreerde Mediators.

de Gedragscode RFEA

de Algemene Voorwaarden [handelsnaam mediator] .

de privacyverklaring van [handelsnaam mediator] .
(...)”
3.3.
Op 27 januari 2023 heeft ook het eerste mediationgesprek plaatsgevonden. Het tweede en derde mediationgesprek hebben plaatsgevonden op 7 maart 2023 respectievelijk 5 april 2023.
3.4.
Eiseres en haar toenmalige echtgenoot hebben op 24 april 2023 tijdens een vierde mediationgesprek een echtscheidingsconvenant getekend. In dit convenant is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
2.3
Partijen achten zich in staat om te voorzien in het eigen levensonderhoud waardoor partijen na de ontbinding van hun huwelijk tegenover elkaar niet tot betaling van een alimentatie gehouden zijn.
(…)
4.7
De vrouw heeft uit haar niet te verrekenen privévermogen een bedrag van € 55.000 geïnvesteerd in de echtelijke woning.
De man heeft uit zijn niet te verrekenen privévermogen een bedrag van € 100.000 geïnvesteerd in de echtelijke woning.
Per saldo heeft de man een bedrag van € 45.000 meer geïnvesteerd.
De investeringen vanuit het privévermogen van partijen in de echtelijke woning worden in verband met het bepaalde in artikel 1:87 Burgerlijk Wetboek, mede bepaald door de waarde van de ontwikkeling van de woning. Partijen wensen niet van deze bepaling af te wijken.
Uit hoofde hiervan heeft de man een vergoedingsrecht op de vrouw ter grootte van de helft van € 72.813,56.
(…)”
3.5.
Bij beschikking van 1 juni 2023 is de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank.
3.6.
Op 3 oktober 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres, haar ex-echtgenoot en gedaagde, omdat eiseres meende dat verschillende onderwerpen niet goed waren geregeld en vastgelegd in het echtscheidingsconvenant.
3.7.
Op 12 oktober 2023 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden tussen eiseres, haar ex-echtgenoot en gedaagde.
3.8.
Bij brief van 9 november 2023 heeft eiseres gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden doordat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de mediationovereenkomst.

4.Het geschil

4.1.
Eiseres vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiseres geleden en nog te lijden schade;
b. gedaagde veroordeelt tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 68.906,76, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
c. gedaagde veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 1.464,10, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van dagvaarden tot aan de dag van volledige betaling;
d. gedaagde veroordeelt in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze kosten niet binnen 15 dagen na dit vonnis zijn voldaan.
4.2.
Eiseres legt - samengevat - aan haar vorderingen ten grondslag dat gedaagde haar zorgplicht als mediator heeft geschonden en daarom toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de mediationovereenkomst. Gedaagde heeft geen aandacht besteed aan de overlijdensrisicoverzekering van de ex-echtgenoot van eiseres, terwijl voor gedaagde kenbaar was dat dit voor eiseres een kernonderwerp van de mediation was. Daarnaast heeft gedaagde eiseres en haar ex-echtgenoot niet geïnformeerd dat zij bij de verdeling van de voormalige echtelijke woning hadden kunnen kiezen voor de zogenaamde nominaliteitsleer in plaats van de zogenaamde beleggingsleer, hetgeen voor eiseres gunstiger zou hebben uitgepakt.
4.3.
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van eiseres.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geldt als uitgangspunt dat een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen, hetgeen betekent dat gedaagde dient te handelen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Op basis van de gedragsregels voor MfN-geregistreerde mediators, die bij de tussen partijen gesloten mediationovereenkomst van toepassing zijn verklaard, is gedaagde als mediator verantwoordelijk voor het mediationproces en dient zij het verloop daarvan te bewaken. Verder behoort een mediator zich ervan te vergewissen dat partijen tijdens een mediation beseffen wat hun keuzemogelijkheden zijn en inzicht hebben in de consequenties van de door hen te maken of gemaakte keuzen. Het is aan eiseres om te stellen en zo nodig te bewijzen dat gedaagde niet aan deze zorgplicht heeft voldaan.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de dagvaarding verschillende verwijten jegens gedaagde heeft geformuleerd, maar niet aan alle verwijten rechtsgevolgen heeft verbonden. De rechtbank zal daarom slechts de verwijten bespreken die eiseres aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd.
De overlijdensrisicoverzekering
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het eerste mediationgesprek van 27 januari 2023 een inventariserend karakter had. Eiseres heeft gesteld, en dat is door gedaagde ter zitting ook erkend, dat de overlijdensrisicoverzekering tijdens dit gesprek is genoemd. Gedaagde heeft ter zitting echter toegelicht, en dat is door eiseres niet weersproken, dat de overlijdensrisicoverzekering in dit gesprek enkel is genoemd in de context van de omstandigheid dat de ex-echtgenoot van eiseres er moeite mee had dat zij haar testament vooruitlopend op de echtscheiding had gewijzigd. Gedaagde heeft in dit gesprek aan de hand van een documentenlijst geïnventariseerd welke onderwerpen er tijdens de mediation moesten worden besproken en welke documenten daarvoor door eiseres en haar ex-echtgenoot moesten worden aangeleverd. Eiseres en haar ex-echtgenoot hebben, zoals eiseres ter zitting heeft bevestigd, hierbij niet gezegd dat de overlijdensrisicoverzekering bij de mediation moest worden betrokken.
5.4.
Eiseres en haar ex-echtgenoot hebben vervolgens in de aanloop naar het tweede mediationgesprek van 7 maart 2023 alle benodigde documenten bij gedaagde aangeleverd. Hier zat, zoals door eiseres ter zitting is bevestigd, geen polis van een overlijdensrisicoverzekering bij. Gedaagde heeft tijdens dit tweede mediationgesprek bij eiseres en haar ex-echtgenoot geverifieerd of zij over alle relevante documenten beschikte, waarbij de overlijdensrisicoverzekering niet ter sprake is gebracht.
5.5.
Eiseres heeft gesteld dat het niettemin kenbaar was voor gedaagde dat de wijziging van de begunstiging van de overlijdensrisicoverzekering die haar ex-echtgenoot op haar leven had afgesloten een kernonderwerp van de mediation voor haar was. Gedaagde heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat eiseres deze overlijdensrisicoverzekering gedurende het mediationtraject niet ter sprake heeft gebracht, hetgeen door eiseres niet is weersproken, en dat zij in de veronderstelling verkeerde dat eiseres en haar ex-echtgenoot dit onderwerp net als de wijziging van het testament van eiseres buiten de mediation wensten te houden.
5.6.
Gedaagde heeft ter zitting verder toegelicht dat zij tijdens het mediationtraject de vermogensverdeling, waarin de overlijdensrisicoverzekering niet was opgenomen, meerdere keren heeft aangepast en heeft voorgelegd aan eiseres en haar ex-echtgenoot, die daarbij niet kenbaar hebben gemaakt dat zij de overlijdensrisicoverzekering misten. Tijdens het vierde mediationgesprek op 24 april 2023 is het echtscheidingsconvenant besproken, waar de overlijdensriscoverzekering geen deel van uitmaakte. Gedaagde heeft voorafgaand aan het tekenen van het convenant bij eiseres en haar ex-echtgenoot geverifieerd of er geen onderwerpen ontbraken in het convenant, waarbij eiseres niet heeft gezegd dat zij de overlijdensrisicoverzekering miste. Vervolgens is het echtscheidingsconvenant door eiseres en haar ex-echtgenoot getekend.
5.7.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagde van de stelling dat haar van het buiten beschouwing blijven van de overlijdensrisicoverzekering een verwijt kan worden gemaakt, had het op de weg van eiseres gelegen om nader te onderbouwen in welk opzicht gedaagde tekort is geschoten in haar zorgplicht. De opname die eiseres van het gesprek van 3 oktober 2023 heeft gemaakt, is hiervoor niet voldoende. Uit deze opname kan – anders dan eiseres heeft gesteld – niet worden afgeleid dat gedaagde op enig moment in het mediationtraject specifiek heeft geadviseerd de begunstiging van de overlijdensrisicoverzekering pas te wijzigen na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, hetgeen door gedaagde gemotiveerd is betwist, of dat het buiten beschouwing blijven van de overlijdensrisicoverzekering anderszins moet worden toegeschreven aan een tekortschieten van gedaagde in haar zorgplicht.
5.8.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet kan worden gevolgd in haar standpunt dat gedaagde ten aanzien van de overlijdensrisicoverzekering tekort is geschoten in haar zorgplicht als mediator.
De beleggingsleer
5.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat de investeringen die eiseres en haar ex-echtgenoot in de echtelijke woning hebben gedaan tijdens het tweede mediationgesprek van 7 maart 2023 zijn besproken naar aanleiding van de door eiseres en haar ex-echtgenoot aangeleverde huwelijkse voorwaarden, waaruit niet duidelijk bleek hoe de waardevermeerdering van de echtelijke woning moest worden verdeeld.
5.10.
Eiseres heeft gesteld dat gedaagde hierbij de beleggingsleer zoals geregeld in artikel 1:87 BW als een feit heeft gepresenteerd en de verdeling van de woning enkel op basis van de beleggingsleer heeft voorgerekend. Eiseres was zich hierdoor niet bewust van het feit dat zij en haar ex-echtgenoot de mogelijkheid hadden om van artikel 1:87 BW af te wijken en te kiezen voor de nominaliteitsleer, die financieel gunstiger voor eiseres zou zijn. Gedaagde heeft deze stellingen betwist en heeft aangevoerd dat zij het verschil tussen de beleggingsleer en de nominaliteitsleer heeft uiteengezet en dat eiseres en haar ex-echtgenoot te kennen hebben gegeven uit te willen gaan van de beleggingsleer.
5.11.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van gedaagde van de stelling dat zij eiseres niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om voor de nominaliteitsleer te kiezen, had het op de weg van eiseres gelegen nader te onderbouwen dat gedaagde op dit punt tekort is geschoten in haar zorgplicht. De geluidsopname die eiseres van het gesprek van 3 oktober 2023 heeft gemaakt, is hiervoor niet voldoende. Uit deze opname kan – anders dan door eiseres is gesteld – niet worden afgeleid dat gedaagde heeft verzuimd eiseres en haar ex-echtgenoot te informeren over de mogelijkheid te kiezen tussen de beleggingsleer en de nominaliteitsleer.
5.12.
Ook op basis van het betoog van eiseres dat zij in het echtscheidingsconvenant - mede gelet op het buiten beschouwing blijven van de overlijdensrisicoverzekering en het gegeven dat zij afstand heeft gedaan van haar recht op partneralimentatie - onbewust onevenwichtig veel heeft ingeleverd ten opzichte van haar ex-echtgenoot, kan niet worden geconcludeerd dat gedaagde tekort is geschoten in haar zorgplicht. Daarbij is van belang dat gedaagde onweersproken heeft aangevoerd dat het een welbewuste keuze is geweest van eiseres om afstand te doen van haar recht op partneralimentatie, omdat een alimentatieverplichting de financieringsmogelijkheden van haar ex-echtgenoot voor de overname van de echtelijke woning zou beperken.
5.13.
Verder zijn eiseres en haar ex-echtgenoot, zoals ook in de mediationovereenkomst is bepaald, zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de oplossing die zij tijdens het mediationtraject hebben gevonden. Dat eiseres achteraf toch ontevreden was met de gemaakte afspraken, betekent nog niet dat gedaagde dus een verwijt kan worden gemaakt.
5.14.
Dat gedaagde eiseres niet heeft geadviseerd het echtscheidingsconvenant voor te leggen aan een familierechtadvocaat, zoals door eiseres onbetwist is gesteld, brengt op zichzelf evenmin met zich dat gedaagde tekort is geschoten in haar zorgplicht.
5.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van eiseres zullen worden afgewezen.
Proceskosten
5.16.
Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van gedaagde worden als volgt begroot:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.907,00
5.17.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de vorderingen van eiseres af;
6.2.
veroordeelt eiseres in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 3.907,00 te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling indien betaling niet binnen 14 dagen plaatsvindt. Als eiseres niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet eiseres € 92,- extra aan nakosten betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Limborgh en in het openbaar uitgesproken op
19 juni 2024.
Type: 3390